Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/221

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE CRISIS IN HET LEVEN VAN DE COCK EN ZIJNE VROUW 181 grooten hervormer, den hervormden dominee van Ulrum slechts bij name bekend. Dáár vond hij de voorstelling van zonde en genade, gelijk hij die ook hoorde uit den mond der vromen in Ulrum, gelijk die nu in hem naklonk uit het onderwijs van den catechiseermeester zijner jeugd genoten. Van Calvijn werd hij geleid tot de leer der kerk, door hem beleden, zonder haar te hebben gekend; door hem onderschreven, zonder door hem te zijn gelezen; door hem beloofd die te zullen leeren, zonder dat hij die gehoord had. Doch nu had hij haar hooren belijden, zien beleven; hij had haar leeren kennen; hij merkte steeds duidelijker haar overeenstemming met Gods Woord, met de gereformeerde vaderen. Hij had gedronken uit bakken, die geen gebrokene bakken hem bleken. Wat hij las drong zich aan hem op met een alles omverwerpende kracht. De vrijmakende kracht der waarheid overmande hem. De Heere kreeg de eerste plaats. Den Heere werd alle macht en kracht toegeschreven. Den Heere rekende hij als den eerste en den laatste. Toen zag hij, dat de mensch bij hem en bij die hem hadden onderwezen op de verkeerde plaats werd gesteld. Toen begreep hij zooveel beter der vromen spreken, hun be- zwaren, en ook de wenken hem gegeven door zijn vrouw, haar wenschen met betrekking tot den inhoud van zijn preeken. Toch was De Cock niet de man, voor wien het gisteren niets was en heden alles. Hij was geen overdreven man. Hij was allerminst een dweper, enthousiast en illuminaat. Veeleer een nuchter man, die wilde weten, aleer hij den mond opende en greep naar de pen. Toen hij de vromen hoorde spreken, sprak hij niet naar hun mond. Hij luisterde veeleer en hij zeide niet meer dan hij geloofde. Maar als zulke karakters ook komen tot veranderd inzicht, dan kan niemand en niets hen afhouden van te spreken, te getuigen en te handelen. De Cock was een man van het hout, waarvan de groote Formeerder aller dingen zijn mannen weet te maken. 't Is meer, meer dan tijd dat de ban waaronder ook wij nog min of meer gevangen zitten, verbroken wordt, over ons gekomen door Gieseler, de spreekbuis van Hofstede. Gieseler heeft als historicus naam. Hofstede heeft als historicus en als de primus inter pares der Groningsche school gezag en nog altijd schrijven zoovelen deze mannen na, en dat mede als gevolg van den weerzin waarmede ze staan tegenover de steeds groeiende litteratuur, die de beweging der Afscheiding raakt. Velen van de tijdgenooten reeds konden het zoo moeilijk van zich ver- krijgen den stroom van pamfletten te lezen die werd uitgegoten over ons land en vooral bestemd voor een volksdeel dat den tijdgenooten al bizon- der weinig sympathiek was. Men dorstte naar rust en vrede. Met groote vreeze duchtte men bewegingen in de kerk. Men had een afkeer van de fijnen; die afkeer groeide tot haat, als die fijnen weigerden te zwijgen; als dezen gedrongen werden uit liefde tot land en volk te getuigen.