Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/220

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

180 DE CRISIS IN HET LEVEN VAN DE COCK EN ZIJNE VROUW in een der vroegere en kleinere uitgaven. De geschiedenis is bekend. Kort volge ze nog eens weer. Reeds merkte ik op, dat De Cock op geen eiland woonde; hij had gaarne vrienden en was vriendelijk; hij zocht den omgang met zijn ambtsbroeders; hij was geen twistzieke geest, doch redeneerde graag; wenschte de dingen klaar te zien en tot klaarheid te brengen; hij was een man van louteren en klaren geest, reeds naar zijn karaktereigenschappen. De Heiland prijst dezulken zalig: Zalig zijn de reinen van harte, dat wil zeggen, de ongedeelden van harte, dezulken die wat ze zijn geheel zijn; dezulken die niet hinken op twee gedachten; dezulken die geen halven zijn; geen lauwen; deze zullen ook zelf klaar zien. Heerlijk woord van den Heiland! Zij zullen God zien! In Gods licht het licht! Gods wil zullen ze onderscheiden. Ziedaar De Cocks lijfspreuk overgenomen van Van Lodensteyn: ziende op het gebod, blind in de uitkomst. Zien wat God wil. En als hij den wil van God heeft onderkend, dan een vurig hartstochtelijk begeeren, dien ook te doen. De Cock was alles eer dan een subjectivist. Dáárom is hij evenzeer tegenstander van de subjectieve neologie van de godgeleerde wereld zijner dagen als van het subjectieve gevoelsleven en drijven der Labadisten. Juist wij De Cock een objectieve geest was, had de leer der vaderen zijn volle liefde en was voor de kerkleer en de kerkregeering richtsnoer voor hem der vaderen belijden en beleven, wijl, naar zijn diepe over- tuiging, gegrond op Gods openbaring, op Gods gebod. Heel het latere zoo korte, doch zoo rijk bezette en zoo goed bestede leven is in zijn openbaring, in de houding die hij aanneemt bij zoovele ingewikkelde kwesties, in dit licht te bezien. De Cock moet, nu de Heere begint met in zijn hart te schijnen, weten of deze dingen alzoo zijn. Hij leest; hij onderzoekt; hij spreekt met zijn ambtsbroeders. Zoo is het geschied, dat hij op een zekeren dag is in de pastorie te Warfhuizen, op de studeerkamer van den vrijgezel Wormnest. De beide dominees kunnen het in een kwestie de leer des geloofs rakende niet eens worden. Ds Wormnest zegt: we zullen eens even zien wat Calvijn daarvan zegt in zijn leerboek, de Institutie. Dat leerboek kende De Cock niet! Getrouw aan zijn leermeesters raad had hij zich georienteerd omtrent wat de nieuweren leerden en was een vreemdeling in de gereformeerde leer. Doch hem trof, toen Calvijn werd geraadpleegd, dat er zooveel overeenstemming was tusschen wat hij daarin las inzake het geschilpunt met wat hij voorstond. Met de Institutie in zijn zak trok hij weer af naar Ulrums pastorie. Toen ging hij aan het lezen van dit wonderschoone werk van den