Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/219

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE CRISIS IN HET LEVEN VAN DE COCK EN ZIJNE VROUW 179 haar leer, ook dan heeft hij dit met niemand minder gemeen dan met Prins Willem den Eerste, die ook veel te goed dacht van zijn heer en souverein Filips II. Deze dwaling eert deze mannen eer dan dat wij ons daaraan zouden mogen ergeren. De Cock zwoer niet bij het oude alleen wijl het oud was. Hij be- proefde de dingen. Hij onderzocht. Hij was een klare geest en de dingen moesten hem zelf klaar zijn. Hij was geen heethoofd. Hij was geen dol- zinnig drijver. Als straks de broedertwist heet wordt en dreigt zoo groote schade toe te brengen aan de reformatie, dan wordt aan De Cock op- gedragen de besluiten der synode aan de broeders van Zwolle, die daar- mede niet instemden, mede te deelen, en dan is het treffend hoe hij ter wille der eenheid zichzelf weet te vergeten en te verliezen. ) Die man was hij vanaf den dag dat de Heere in hem de crisis, dat is, de groote verandering wrocht. Niet dankbaar genoeg kon hij zijn, dat hij in zijne vrouw eene echtgenoote had van even vromen zin, helder denken en kloeken geest als hij zelf was. Haast zou men het aandurven te zeggen: De Cock is geworden wat zijn vrouw van hem gemaakt heeft. Echter ik wil dat zòò niet uitdrukken, opdat de laster niet bij vernieuwing opduike die haar een Xantippe schold. Ik wil alleen maar te kennen geven, dat zij eer haar man in den weg dien hij zoude gaan sterkte, dan dat zij hem afhield van wat hij als zijn roeping zag. Ook toen zij later door de vijandschap die van alle zijden tegen hen zich ongetemperd en onverholen openbaarde, begrepen dat de Heere wel eens zware offers van hen beiden zou kunnen vragen, sterkte zij haar man veeleer, dan door klagen hem te bemoeielijken. Zij kwamen geen van beiden door eene plotselinge en krachtdadige bekeering naar den trant der methodisten tot de ruimte. Ja, van eene bekeering als waarvan het gerucht omtrent Scholte reeds voorafging aan zijn komst in de gemeenten van Doeveren en Genderen, kan dan ook niet bij De Cock en zijne vrouw melding worden gemaakt. De Heere deed voor hen het licht der waarheid opgaan; de heerlijkheid en kracht van de gereformeerde leer werd zoozeer door hen erkend, verstaan, dat zij daarvan moesten getuigen en die ook later voor eigen toestand genoten. Niet vóór dat de crisis in hen plaats greep werden zij beiden in de ruimte gesteld; integendeel, betrekkelijk langen tijd nadat zij den rijkdom van de gereformeerde leer hadden leeren inzien, nadat zij hun hart hadden verpand aan de belijdenis daarvan en het getuigenis gaven daarvan, kwamen zij voor zichzelf tot de ruimte en tot de volle toeeigening van hetgeen zij met het verstand hadden ingezien dè waarheid te zijn. Wel opmerkelijk is, dat de Koning der kerk bij de verandering van hem die met het werk der reformatie in de eerste helft van de vorige eeuw den aanvang zou maken, de Institutie van Calvijn gebruikte en wel