Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/282

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

236 VERDERE ONTWIKKELING hem in 't licht gegeven, is het geruchtmakend boekje: Verdediging van de ware Gereformeerde Leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en tentoongesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde Leeraars, of: de Schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. DE COCK, Gereformeerd Leeraar te Ulrum. Onder dezen breeden titel volgen drie teksten Filipp. 3: 2; Johannes 4: 1; 2 Cor. 4: 3, 4, 5. Aan de keerzijde haalt de schrijver het woord van den Heiland aan: „De wereld zal u haten". En met instemming geeft hij eenige dichtregels weer van een zeker jeugdig geloofsheld 2) onzer dagen": Die Jezus' reine leer Nog onvervalscht belijden, Die zouden z' als weleer, De tongen wel uitsnijden. In de voorrede deelt De Cock mede, wat hem heeft bewogen thans met een eigen geschrift voor den dag te komen. Hij zegt dan: ,,Toen ik Vrijdag den 22 Maart, tegelijk in de Courant zag aangekondigd twee werkjes, van den heer Brouwer van Uithuizen en van den heer Reddingius van Assen, vreesde ik reeds in dezelve de regtstreeksche bestrijding te zullen vinden van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gerefor- meerden. Ik ontbood dan deselve, en zag daarin allesints mijn vermoeden bevestigd. Om de schapen van Christus tegen de aanvallen der wolven te beschermen, daartoe voelde ik mij geroepen en gedrongen, vrezende voor den vloek door den Engel over de inwoners van Meroz uitgesproken." Op de eerste bladzijde wordt direct wederom de naam genoemd „van den moedigen en edelen Baron van Zuylen." Hij is er zich heel goed van bewust forsch aan te slaan. Integenstelling toch met deze methode door hem gevolgd, ,opdat hij de slapenden wakker schudde, en voorkome dat het venijn" worde gedronken, noemt hij op blz. 17 ,de eerwaardige, doch in den bloei der gereformeerde gemeente nog belangstellende grijze leeraar van Leyden, de zagtsprekende ds Egeling." 3) Het geschrift van Reddingius, in den vorm van brieven geschreven, acht De Cock ,,onder eenen schoonen schijn, zoo listig en vinnig ge- schreven om de blinde en bevooroordeelde wereld tegen de ware God- vrezenden in 't harnas te jagen", dat hij met instemming in een noot aan den voet van de pagina mededeelt, dat ,,een zeker doorzigtig Godvresende er onlangs van zeide, dat deze brieven geschikt waren zijns inziens, om zoo mogelijk de martelaarsdagen terug te roepen." Metterdaad als de schuldvraag thans door historici zal worden gesteld,