Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/300

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

254 REACTIE IN EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM Nergens heb ik in het archief De Cock de gevraagde gedachten omtrent dit schrijven" kunnen vinden. Vermoedelijk zijn ze ook niet gegeven. Kan het ook zijn dat de nadere aanduiding: uwe gedachten op grond van Gods Woord, ds Molenaar heeft afgehouden andermaal eene uiteenzetting te geven van zijn gedachten omtrent de punten die hem door De Cock in opdracht van den kerkeraad, waren voorgelegd? Het is ook heel wel mogelijk, dat ds Molenaar uit het schrijven van De Cock wel merkte dat deze man van een ander karakter was dan hij zelf. Ook in dit laatste schrijven van De Cock kwam zoo klaar uit dat hij een rondborstig man was, wars van schipperen en van diplomatie in de praktijk van het kerkelijk leven. Weer kwam uit, dat De Cock die loutere en reine van hart was, zalig gesproken door den Heere wijl ze God zullen zien; in Gods licht het licht. Zoo ging hij dan in overleg met den kerkeraad en in gebondenheid aan Gods Woord behoedzaam voort op den weg dien hij erkende te zijn het pad van 's Heeren geboden ook voor het kerkelijk leven. Echter aan scheuren en scheiden dacht hij ook in dezen tijd nog niet. Hij wenschte kerkherstel, maar zonder concessies aan het vleesch. Hoe rond en eerlijk erkent hij, dat er in Molenaars voorslagen en aanwijzingen hoe te moeten denken en handelen, wel veel zit waaraan ook hij wel zou willen, waar- aan ook hij wel had gedacht, doch als hij er zich mede voor God en Diens Woord stelt, als hij luistert naar zijn geweten, neen dan kan hij het toch niet eens zijn met deze lijdelijkheid. De Cock is een man van actie, wijl gehoorzaam aan de stem Gods en zijne conscientie. Wel kent hij een passiviteit, maar als gevolg van zijne actie. Hij voorziet te zullen moeten lijden. Dat zal hij straks toonen ook te willen en te kunnen. Echter hij zal willen en kunnen lijden wijl hij vòòr alles was man van de daad. Reeds in dezen tijd leed hij. Hij leed veel, wijl hij de kerk der vaderen zoo lief had. Hij leed ook veel, omdat hij vorst en volk liefhad. Hij leed ook veel vanwege den smaad en laster waarmede hij gesmaad werd in vergaderingen en geschriften. Daar kwamen nog de plagerijen bij waaraan hij steeds meer zich blootgesteld zag. Kerkelijke besturen toonden zich zoo onwelwillend jegens hem! Dit kwam uit bij de vertimmering, dit kwam o.a. ook uit toen hij er aan dacht ds R. W. Duin eens te laten optreden. De Cock had oog en oor open naar alle kanten. Hij zocht naar geest- verwanten, nauw hoorde hij van dezulken of hij zocht briefwisseling. Met groote vrijgevigheid zond hij aan bekenden en ook degenen, die te voren aan hem niet bekend waren, present-exemplaren van zijn uitgaven. Ook zorgde hij dat die gezonden werden aan den Koning. Nog kon hij zich niet voorstellen dat de Koning geen bevorderaar zoude willen zijn van de ware gereformeerde leer.