Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/301

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

REACTIE IN EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM 255 De teleurstelling door hem ondervonden van de zijde van enkele predi- kanten, van wie hij eerst meende te mogen verwachten dat zij aan zijn zijde zouden strijden, och neen, zoo laaggevoelende was hij niet, wie hij zoo gaarne had ter zijde gestaan, van wie hij hoopte dat zij zouden doen, waartoe hij zich niet op den voorgrond wilde stellen; deze teleurstelling krenkte zoo diep zijn hart. Hij verbergde die ook niet, gaf die te kennen op verschillende wijze, maar toch vrijmoedig, zelfs in zijn briefwisseling met graaf Dirk van Hogendorp. Dat De Cock bizonder goed georiënteerd was op de kerkelijke kaart moge blijken uit zijn zeer uitgebreide briefwisseling met zulke mannen, die zich openbaarden als liefhebbers van de gereformeerde waarheid. Het is opmerkelijk dat hij blijkbaar geen briefwisseling heeft gehouden met Groen van Prinsterer, noch met Da Costa. De oorzaak ligt waar- schijnlijk wel hierin, dat deze mannen al spoedig, misschien ingelicht door hun vrienden, hebben ingezien dat zij verschillende wegen bewandelden. Straks zal hij den weg alleen moeten gaan, gesteund en gesterkt door de eenvoudigen. Dan zal de Heere jonge mannen verwekken die elders het werk der reformatie zullen ter hand nemen, dan zullen dezen elkander ontmoeten, ze zullen samen werken, ze zullen daarna weer van elkander gaan, en wederom zal het actieve leven van Hendrik de Cock een leven worden van veel leed en lijden. Hierin is wel overeenkomst tusschen hem en andere reformatoren, zoowel voor als na hem. De vijandschap der vijanden prikkelde tot actie, tot kloeke daden. De tegenstand dergenen op wie hij hoopte, griefde hem ten zeerste. De geschillen met de broeders hebben hem ten slotte veel doen inboeten van zijn groote kracht. Nu nog heeft hij enkel te doen met tegenstand en plagerijen van de zijde der lagere en hoogere kerkbesturen. Een zijner vinnigste bestrijders is de vaak genoemde ds Van der Linden van Kantens. Ook met dezen heeft hij een briefwisseling gehouden, welke door De Cock is gepubliceerd in de eerste aflevering van zijn: Verdediging tegen de aanvallen op de ware gereformeerde kerk en mij gedaan door onder- scheidene dwaalleeraren dezer provincie. Niet alleen De Cock is persoonlijk in zijn geschriften, zijn tegenstanders waren het niet minder. Van der Lindens hatelijke uitvallen tegen De Cock, o. a. in de tweede aflevering van zijn: Het oude kleed zonder nieuwe lappen noopte hem om Van der Linden te dienen van antwoord. Op diens ,,schel- den" geeft hij de correspondentie uit, voorafgegaan door een kort inleidend woord, en gevolgd door een aanhangsel waarin De Cock zich eveneens wendt tot de bewoners van het Hunsingo-kwartier, gelijk ook Van der Linden had gedaan. Er zijn slechts twee brieven tusschen hen gewisseld. Van der Linden adresseert zijn brief van 24 Nov. '33: ,,Weleerwaarde Heer