Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/325

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XII 275 Zijn antwoord dat reeds na vier dagen volgde was scherp, doch de ergernis door den voormelden stap van den kerkeraad gegeven aan alle vromen in stad en land, was ook groot. Wat nu? zoo vraagt ds Duin. Het woord van Luther past hij toe op de omstandig- heden waaronder hij en zijn geestverwanten verkeeren: „Es kann so nicht stehen, es musz brechen." Reformatie der kerk en kerkelijke bestuurders, opdat geene Separatie van dezelve als ongeneeslijk volge, zij onze zinspreuk. Maar hoe de Reformatie verkregen? Wat hebben wij dan te kiezen bij dezen toestand van zaken? Mogen wij ons van de bestaande kerk afscheiden of niet? Afscheiding of Separatie is een droevige zaak, en niet geoorloofd dan in geval van de uiterste noodzakelijkheid, wanneer de grond- stukken des geloofs weggenomen of zoodanig bedorven worden, dat de gemeente de zuivere verkondiging des goddelijken Woords, en de andere voorrechten, die de ware kerk kenmerken, mist; wanneer er geene ooren zijn voor de stem der Reformatie. Deze laatste is het, die wij voor u moeten zoeken te bevorderen. Gelijk het kwaad van de hoogleeraren kwam, zoo moet ook de Reformatie van daar komen. Nog iets. Men dient de aankomende leeraren te verplichten tot de onderteekening van de beste formulieren van de gereformeerde kerk." Men zie daarover verder zijn Rond- borstige Protestatie. Hij roept dan de gemeente van Embden en de gemeenten in geheel Oost Vriesland op de Arke te helpen brengen op Sion. ,,Volgt den raad, dien ik u hier geven zal en neemt denzelven wel ter harte! Een synodaal convent!" Ik laat den voorslag volgen; hij is te merkwaardig om verscholen te blijven in een weinig bekend pamflet. Laat de Groote kerk te Embden zoodanig worden opgeruimd als noodig is, indien het Nachtmaalskoor niet ruim genoeg wordt bevonden. Vergadert al de leeraren, die der gereformeerde belijdenis toegedaan zijn, uit de geheele provincie derwaarts; de respectieve gemeenten van Leen, Weender, Bonda, Jemgum, Greetzijl, Rijsum, Oldersum en Neermoor, kunnen twee deputaten derwaarts zenden, en de andere gemeenten, door geheel het platte land, ieder eenen. De gedeputeerden kunnen, uit de ouderlingen of kerkeraden, door de gemeenten daartoe verkoren worden; maar zij behooren mannen te zijn, begaafd met kennis en oordeel, de godvruchtigsten, die gij naar uw beste weten, vinden kunt. Op deze vergadering zal ik, zoo de Heere wil, ook ver- schijnen; dan kunnen de stukken, in de Protestatie, van welke ik melding gemaakt heb, vervat, door mij en de broeders worden afgehandeld. Of dit ééne week of langer zal moeten duren, kan ik onmogelijk vooraf bepalen. De broeders leeraren kunnen vier of zes uit hun midden verkiezen, om met mij te confereren. Men kan en moet hiertoe verlof vragen bij onze geëerbiedigde Overheid of bij Zijne Majesteit onzen Koning, die aldaar twee of meerdere gedeputeerden toezenden, om van alles oor- en ooggetuigen te zijn. Ik van mijne zijde en gij van uwen kant, kunt eenen schrijver kiezen om alles wat uit onze monden vloeit, dadelijk op te schrijven, ten einde het naderhand door den druk gemeen gemaakt moge worden. Wee dengenen, welker werken in de duisternis geschieden!" De kostenvraag bekommert hem niet erg: ,Wat mij aangaat, ik zal er niets ge- bruiken dat kosten veroorzaakt. Dat de rijken daartoe een hefoffer brengen!" Daarop richt hij tot elk een afzonderlijk, een gepast woord; tot de geliefden; den zondaar; de afvalligen; de spotters; de eigengeregtigheidszoekers; de wereld en letterwijzen; de lauwe Laodiceërs en eindelijk tot de broeders, leeraren van Gods Woord. ,,Dat fijne volk alleen, waarop gij scheldt en kijft, Is te allen tijde, en nog, de kurk, waarop gij drijft.