Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
17
BRONNEN


maar het eerste deel van hoofdstuk VII, Groen van Prinsterer en de kerkelijke strijd, uit prof. dr P. A. Diepenhorst’s Groen van Prinsterer, J. H. Kok, 1932.
Nu kan men ook uit eigen kring niet achterblijven en zoo verschijnt naast een groot aantal kleine gelegenheidsgeschriftjes, het geheel of een onderdeel der actie van ’34 in herinnering roepende bij bepaalde gelegenheden en voor bizondere kringen, als Ter nagedachtenis aanVader Brummelkamp”, overleden te Kampen, den 2 Juni 1888, bij Zalsman aldaar verschenen, De geschiedenis der Christelijke Gereformeerde kerk in Nederland, aan het volk verhaald door J. Verhagen Jr, met een voorwoord van M. Noordtzij, hoogleeraar te Kampen, Amsterdam, J. Verhagen Jr, 1881. Prof. M. Noordtzij heeft op verzoek „een toeziend oog gehouden over hetgeen de schrijver in druk zou geven”. Dat toezicht heeft zich niet verder uitgestrekt dan tot de zorg, „dat er in deze geschiedenis niets voorkwam, wat naar Noordtzij’s inzicht den toets der waarheid niet zou kunnen doorstaan.” Deze „geschiedenis” is meer apologetisch dan critisch. Moest er dan bij deze „geschiedenis” [apologetisch]e zorg worden gedragen dat eene onware voorstelling van feiten zou worden gegeven? Met deze vraag raak ik aan het apologetisch karakter van wat hier aan het volk wordt verhaald; en tot verdediging komt men „onwillekeurig als men meêleeft en weet aan welke onbillijke en onjuiste oordeelvellingen de Christelijke Gereformeerde kerk onderworpen wordt.”
De man die het „voorwoord” schreef was oudtestamenticus en exegeet; de man die den tekst, niets meer en niets anders wilde laten zeggen dan wat daarin door den Heere gezegd wordt. Doch diezelfde Heere spreekt nog en heeft gesproken door wat Hij heeft gedaan in de dagen der Afscheiding. Die feiten moeten spreken. Dan, de verzoeking lag voor de hand om wat geput werd uit de in de tachtiger jaren nog levende mondelinge overlevering, niet al te critisch te beoordeelen en graag en grif voor volle waarde over te nemen; daarom was het goed en mede daardoor werd de waarde van Verhagens Geschiedenis verhoogd dat er toezicht geoefend werd van de zijde van den scherpzienden oudtestamenticus.
Ik durf niet al te driest verzekeren dat de plaat tegenover den titel, voorstellende de gevangenneming van dr A. C. van Raalte, vervaardigd is naar een momentopname. In ieder geval zou dan de titel van Van Raalte een andere geweest zijn.


„Hoe aanbevelingswaardig dit geschiedwerk ook zij, men trachte niet dit werk antiquarisch te koopen om dan De Afscheiding van Rullmann van de hand te doen. Integendeel, de vele drukken van dit geschiedwerk, één van zijn trits: Afscheiding, Kerkherstel en Doleantie, bewijzen genoeg hoezeer het er bij ons volk is ingegaan en dat naardat het verdiende. Aan de Afscheiding gaan ook bij Rullmann vele hoofdstukken, een zestal,

Afscheiding
2