Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/353

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE COCK AANGEKLAAGD 301 teekent hem ongunstiger, hoewel hij dezelfde blijft, alleen maar zich telkens meer blootgeeft. Vóór alles is hij een gehoorzame dienaar van het ,,Bestuur"; dat is hij gebleven, zijn ganschen diensttijd lang! "" Moeielijk gaat het van onder den minder gunstigen indruk te komen dien de vorm, waarin hij zijn klacht indiende, op den lezer maakt. Daar zit iets geniepigs in. Hij beklaagt er zich bij het classikaal bestuur over, dat De Cock steeds voortgaat aan kinderen uit andere gemeenten den doop te bedienen, en dat ook weder zonder de minste toestemming van zijn zijde, ,noch ook met een bewijs, dat de kinderen in het burgerlijk register 4) zijn ingeschreven”. Deze clausule bevat iets waardoor De Cock misschien ook met de openbare macht in botsing zou kunnen komen. Zoo zou de slag raak zijn: de gehate man in conflikt met de kerkelijke en wereldlijke overheden! Het Classikaal Bestuur", zoo vermaant deze jonge man op vaderlijke wijze, ,,neme toch maatregelen ten spoedigste tegen dusdanige handelingen, waardoor de hevigste twisten en onaangenaamheden tusschen de inwoners van dezelfde gemeente te vreezen zijn, waartoe de Heer De Cock steeds zijne heillooze pogingen schijnt aan te wenden !" Du Cloux durft niet met stelligheid te spreken! Maar de man die later de kunst zal verstaan tusschen de regels door te lezen, toont hier tusschen de regels door te kunnen schrijven, en vertrouwt dat het classikaal bestuur wel de waarheid achter de waarheid zal vinden. De Cock, de oproer- maker in de kerk, schijnt 4) heillooze pogingen aan te wenden, waardoor de hevigste twisten en onaangenaamheden tusschen de inwoners van de- zelfde gemeente zijn te vreezen." Du Cloux is bezig met steenen te zoeken en geeft die gaarne in de hand van het classikaal bestuur. Men behoefde 't woord: twist, verstoring van de orde, maar te noemen, of de bestuurs- machten dachten al aan en spraken van opruiers. Veertien dagen daarna, 18 Nov. '33, gevoelt Du Cloux zich al weer ge- drongen De Cock andermaal aan te klagen, daar hij op den vorigen dag weer kinderen uit zijn gemeente heeft gedoopt. Alleen de innige overtuiging dat de Heer De Cock door deze handelingen, ongeregeldheden poogt te ver- wekken in zijn gemeente, alles trotseerend, en wijl dit doen ,,vooral op den Zoutkamp, de aanleiding kan wezen tot de hevigste onaangenaamheden tusschen de verschillende leden zijner gemeente, maakt het hem ten plicht, het Bestuur uit te noodigen, wel ten spoedigste te willen decideren, of zulks geoorloofd zij of niet, daar hij toch vertrouwen mag, dat het Bestuur gaarne alles zal willen aanwenden ten einde eenen leeraar, die reeds zoo- veel onheil in de gemeenten zijner naburen heeft gesticht en dagelijks meer zoekt te verwekken, binnen de grenzen zijner eigene gemeente te doen verblijven." Wederom een veertien dagen later, 3 Dec. '33, ziet Du Cloux, ,,ofschoon het hem wezenlijk leed doet, dat zijne beklagten tegen den heer De Cock