Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/370

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

316 PROTEST TEGEN HET VONNIS VAN DE CLASSIS MIDDELSTUM


zoekt dus den uitslag daarvan af te wagten, opdat hij, zoo het regt uit ons land niet geheel is geweken, eerst moge gehoord worden, eer hij veroordeeld wordt.”

De scriba van het classikaal bestuur antwoordt nà den Zondag; de toon is niet onwelwillend, naar het karakter van den bejaarden predikant van Bedum, ds W. Cost. Dit schrijven is gedateerd op den 25 Dec. 1833. Ds Cost deelt hem als zijn meening mede, dat hij niet gelooft dat het tegen hem gevelde vonnis, op zulk een aanvrage als gedaan is door den kerkeraad van Ulrum, zal worden ingetrokken. „Gij blijft dus in uw dienst geschorst, totdat gij voldoet aan hetgeen in de uitspraak vermeld is,” doch hij kon bij het provinciaal kerkbestuur appeleeren volgens het reglement: maar intusschen zal hij moeten blijven voldoen aan de uitspraak van het classikaal bestuur.

Uit een schrijven aan den consulent ds Smith te Leens bleek, dat De Cock zelf onrust en wanorde vreesde van de zijde der zeer veront- waardigde gemeente en de diep teleurgestelden die allicht van verschillende kanten zullen komen niets wetende noch vermoedende van de schorsing. Maar ook de consulent was niet geheel gerust. Hij wist wel dat de schorsing veel misnoegen en wrevel onder de voorstanders van De Cocks „leerbegrippen”’, zoo te Ulrum als elders, had veroorzaakt. Zoo althans luidt het in een missive door het plaatselijk bestuur van de gemeente Ulrum, den 28 December '33 gezonden aan den Gouverneur. Daarin wordt dan verder medegedeeld, dat ds Smith uit vrees voor mishandeling aan genoemd bestuur bescherming heeft verzocht bij gelegenheid dat hij als consulent het eerst den predikdienst te Ulrum op Zondag den 22 Dec. moet waarnemen; dit schrijven deelt dan verder mede dat men inderdaad des avonds te voren vernomen had, dat het plan zoude zijn gesmeed dien leeraar te beletten den predikstoel te beklimmen. Het gaat aldus voort :

„Een der voornaamste aanleggers hierover verstaan hebbende werden wij van dit voornemen volkomen overtuigd. Dientengevolge hebben wij het noodzakelijk geacht om vier manschappen, bestaande uit eenen grenadier en drie soldaten die met verlof in deze gemeente zijnde en daartoe wel genegen, met de geweren der schutterij te wapenen om de goede orde bij de kerk te bewaren. Op het oogenblik dat de godsdienst- oefening eenen aanvang zoude nemen, hadden zich vele misnoegden verzameld op de straat nabij de kerk met het oogmerk om den heer Smith aldaar den doorgang te beletten, doch de gewapende manschappen boezemden zooveel ontzag in, dat de menigte den leeraar onder het toeroepen van valsche leeraar en paapsche priester lieten passeeren en in de predikdienst niet hinderde; wordende de heer Smith na geëindigde godsdienst, op deszelfs verzoek door ons en kerkvoogden vergezeld van