Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/369

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

PROTEST TEGEN HET VONNIS VAN DE CLASSIS MIDDELSTUM 315


Hij heeft gevraagd welke de bepalingen tegen het doopen en het geven van onderwijs zijn en waar te vinden; hij zou deze dan openlijk der ge- meente hebben „gecommuniceerd”’,

Ook hieruit blijkt duidelijk dat De Cock zich beslist wil houden aan wet en regel! De beschuldiging dat hij wanorde en verwarring sticht door zijn handelwijze, wijst hij af, met de herinnering dat de joden den Heere Jezus ook beschuldigden met een: hij beroert het volk. Neen hij slingert haar zijn beschuldigers in het gelaat met de woorden van den vuurprofeet Elia: „Ik beroer Israël niet, maar gij en uw vaders huis, omdat gij de geboden des Heeren verlaten hebt’ Leugen en laster noemt hij de bewering dat hij geschreven heeft tegen de beide predikanten, zonder bij eenig competent bestuur eenig bezwaar te hebben ingebracht. Brouwer zelf toch heeft hem uitgenoodigd, om in het openbaar te antwoorden, terwijl hij „daarna liegende hem toevoerde, dat hij, in de schelpen krui- pende, mij dat niet verzocht had”. Echter, zoo schrijft hij zeer terecht, „de gemeente Gods was openlijk aangetast en gelasterd, en dus moest haar zaak ook openlijk verdedigd en gehandhaafd”.

Hij wenscht vóórdat hij dit „barbaarsch vonnis kan aannemen openlijk te worden gehoord en in allen gevalle dit bekrachtigd te zien door Zijne Majesteit den Koning, die zijn roeping had geapprobeerd; en hij spreekt de verwachting uit dat Zijne Majesteit, in het voetspoor zijner godvruchtige vaderen tredende, dit nimmer kan noch zal doen.”

Daar ligt iets roerends, doch tevens tragisch in dat vertrouwen op den Koning gesteld! Dat vertrouwen kon in hem niet geschokt worden. Daaruit is te verklaren dat hij aanhoudt en steeds aanhoudt bij den Koning, opdat deze recht zal doen. Daarom onderneemt hij straks een reis naar Den Haag. Bij tien- en tientallen copieën van smeekschriften en adressen aan den Sire berusten in het archief De Cock.

Niets werd onbeproefd gelaten om de opschorting van het vonnis te verkrijgen en te voorkomen dat op den nabijzijnden Zondag niet hij maar de consulent den dienst zoude waarnemen. Denzelfden dag, 21 Dec. ’33, werd nog aan den consulent gevraagd „in vereeniging met den kerke- raad der gemeente om aan de aanschrijving van het classikaal bestuur hier den dienst te doen tot nader onderrigting niet te beantwoorden ter vermijding van onrust en wanorde, en dat wel wijl „door ons ge- zamenlijk” een protest is ingezonden.”

Ook aan den praetor van den ring Leens, schreef De Cock, eveneens denzelfden dag, 21 Dec. ’33, maar niet gelijk deze gedaan had op on- heusche wijze zelfs zonder adres; het schrijven van De Cock draagt een volledig adres: „Aan den Praetor van den ring Leens! WelEerw. Zeergel. Heer!” Hij meldt hem, „tegen het veroordeelend besluit ten zijnent opzigte en schorsing in zijn dienst geprotesteerd te hebben en ver-