Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/426

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

366 HET VONNIS VERZWAARD

De figuur van De Cock rijst naarmate we verder van hem af komen te staan in den loop der geschiedenis. Hij, de betrekkelijk nog jonge man, van huis uit niet, noch door onderwijs, gereformeerd opgevoed, doch in den vollen zin van het woord een man van den geest zijner eeuw, komt tot verandering: God opent hem het oog voor de dwalingen zijns tijds; hij leert de kracht der gereformeerde waarheid kennen; hij brandt van liefde voor zijn vaderland en kerk; als een geestverwant van Bilderdijk en diens school is hij een bewonderaar van het huis van Oranje; een aanhanger van het absoluut régime gevoerd door den eersten Koning uit dat geliefde huis; hij leest zijn roeping in Gods Woord; hij aanvaardt zijn taak; vindt en zoekt die hoofdzakelijk in het met kracht vermanen tot terugkeer en in het waarschuwen tegen gevaren. Aan mannen, in wie hij geestverwanten meent te vinden, vraagt hij raad. Weer anderen zendt hij zijn geschriften omdat hij hoopt op instemming en medewerking.

In alles is hij gul. Gul in het schenken zijner uitgaven; gul in het schenken van vertrouwen; gul in het schenken van steun. Hij betoont zich een man van een ruim hart, van breed inzicht; tot aanzienlijken en tot geriggen wendt hij zich: hij weet dat rijken en armen elkander moeten ontmoeten; dat de Heere die beiden gemaakt heeft. Zijn correspondentie breidt zich uit bij den dag. De post, die hij ontvangt, neemt een dus- danigen omvang aan, dat hij te zeer overladen wordt met werk. Zonder zelf alles te willen en te kunnen afdoen, verzoekt hij aan eenvoudigen in hun eigen taal te wederleggen wat zij met hem als gevaarlijk achten voor de kerk des Heeren en de waarheid door haar beleden. Daar deed hij de ervaring op, die zoo smartelijk kan zijn, dat hij toch niet den raad kan opvolgen van aanzienlijke, wijze en hooggeplaatste vrienden; dat hij den weg door hen aangewezen toch niet kan gaan, wijl niet met volle instemming, en zoo komt hij haast alleen te staan, toch ook weer niet geheel alleen. God zorgt voor hem; hij ziet vele eenvoudigen tot zich komen; zij zien op hem, hij op hen en hij vertrouwt met dezen verheer- lijkt te zullen worden.

Geen stijfhoofdigheid; niet dat hij met niemand in het gespan kan en wil loopen, noopt hem den raad van Molenaar niet te volgen, te ver- schillen van den edelen graaf D. van Hogendorp. Ook kan hij niet passief zijn; maar er dient, naar zijn innige overtuiging, in zijn hoogst gewich- tige zaak, te worden gehandeld. Gewis, De Cock is een held des geloofs ; is een bizonder kloek strijder voor de gereformeerde leer en de belijders dier waarheid, en als het moet, dan zal hij desnoods alleen met een kleine schare van eenvoudigen den geweldigen strijd aangaan. Wij mogen thans het gedrag van een ds Molenaar stellen naast dat van De Cock. De aanslag van beiden was krachtig! Beider bazuin gaf een zeker geluid! Bliezen zìj alarm, de tegenstander deed dit eveneens, maar tot verzamelen