Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/437

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

HET VONNIS VERZWAARD 375 synode appeleeren”. Of De Cock daartoe in eigen persoon naar Den Haag moet, weet Scholte niet te zeggen. Hij stelt de mogelijkheid dat men hem naar Den Haag roept. Komt het zòòver, dan acht hij het goed den Koning in persoon een „bezoek te brengen, en hem met bescheiden- heid de zaak voorstellen” Doch daarover dan wel nader. Hij raadt hem de kerkelijke verordeningen goed na te zien, want het is de plicht van alle besturen zich ten strikste te gedragen naar de bestaande verordeningen.

Verder informeert hij hoe het gaat met het preeken der ringdominees ; hij hoopt dat er toch maar niet veel onder hun gehoor komen. Daarop deelt hij dan mede in welke ongelegenheden hij zelf reeds gekomen is inzake de gedane keuze van kerkeraadsleden uit de gecombineerde gemeente. '°) De classis wil die keuze vernietigen. Hij heeft de „nieuw verkozene” reeds bevestigd, en een stuk gezonden aan de classis waarin hij mededeelt haar uitspraak op grond der bestaande reglementen verworpen te hebben.

Ze zijn geweldig boos op hem en zullen wel met geweld op hem los- komen, „doch de Heere sterke mij’ en hij wacht hun aanval af; en dan gaat het naar de prov. synode. De woede van de vijanden in het classikaal bestuur van Heusden is dààrom zoo hevig, omdat ze een nieuwe nederlaag hebben geleden: daar ds Van Rhee, te Veen beroepen, eindelijk van zijn classis een getuigschrift bekomen heeft en denkelijk tot hen zal overkomen, en nu wordt hìj voor de bewerker van dat beroep gehouden; dààrom is er nu geen temmen aan. Verder heeft de classis nòg een nederlaag geleden. De kerkeraad van Veen heeft namelijk geweigerd een brief van Van Rhee aan hem gericht uit te leveren aan den consulent. Hoe boos ze ook zijn, hij is blij in den ring een broeder te krijgen, die het Woord der waar- heid recht snijdt. De Heere verzamelt niet te vergeefs zijn getrouwe dienst- knechten bij elkander; de Koning der kerk heeft werk aan de grenzen van onze vaderlandsche Gereformeerde Kerk, en dat moet afgedaan worden al wilde de duivel hier zelf komen prediken en classikale vergadering houden.

Hij deelt nog mede, dat zijn stukje over de Psalmen naar den drukker is; hij hoopt spoedig over te gaan ook tot de preeken, die hij op raad van Da Costa in een bundeltje denkt uit te geven te Amsterdam, waar weer een stevige boekverkooper zich zal associeeren met Höveker.

Omtrent Amsterdam deelt hij dan het blijde nieuws mee: „in die groote stad gaat het werk des Heeren voorwaarts, de Zondagavondoefening bij Da Costa wordt hoe langer hoe drukker bezocht, ook zijn wekelijksch collegie over de vaderlandsche geschiedenis” Met Pinksteren hoopt hij naar Amsterdam te gaan en hij vraagt of De Cock dan ook geen lust zou hebben eens over te komen. Metterdaad zal De Cock „overkomen”’, dan als hij, afgevaardigd door den kerkeraad, in Mei de reis naar Den Haag zal ondernemen, waarop hij ook aan Scholte een bezoek zal brengen.