Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/445

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

HET VONNIS VERZWAARD 383

onoprechtheid en een vriendelijk gelaat toonen bij een hart vol haat; hij zegt hen, zonder iets achter te houden, hoe hij denkt over hun proces- voering. Hoe bitter zijn tegenpartijen tegenover hem staan, blijkt heel kras uit een paar stukken door den praetor van den ring Leens, ds J. H. Warmolts, aan De Cock en den kerkeraad geschreven.

De brief aan den geschorsten predikant wordt geadresseerd : „aan den gesuspendeerden predikant van Ulrum, H. de Cock”. Hem wordt op de beide vragen, den ring gedaan, geantwoord dat hem „uit het reglement op kerkelijk opzigt en tucht blijken kan dat hij zich in ’t geheel niet tot den ring moet wenden, maar tot den quaestor van ’t classikaal bestuur van Middelstum’. Wat zijn vraag aangaat betreffende de waarneming van den dienst te Ulrum, het reglement op de vacature verplicht hen daartoe, „terwijl zij zich al heel niet om zijnentwil zouden willen blootstellen aan de straf in genoemd reglement vermeld”, Veel minder nog zouden zij van zich verkrijgen kunnen om met hem te verzoeken bij het provinciaal bestuur dat hij iets aan de armen van Ulrum zou afstaan, hetgeen hem reeds is ontzegd, te meer „daar zulk een afstand, in het geheel niet zoude wegnemen de reden, om welke zijn suspensie is daargesteld” De praetor gaat dan aldus verder: „Het is beneden ons om op uwe honende schim- pende in hunnen aert echt onchristelijke uitvallen te antwoorden; het is ons genoeg te bedenken uit wiens hart en pen zij gevloeid zijn; terwijl het ons allen leed doet, dat gij in uwe ligtzinnige oordeelvellingen over uwe Broeders voortgaat, hetgene gij zeker niet geleerd kunt hebben in de school van uwen zachtmoedigen Heer en Meester, maar in die van den vorst der duisternis! God erbarme zich over U!” Men leze de onder- teekening en het is ons genoeg: In naam van den geheelen ring van Leens, °)

Aan den kerkeraad wordt geantwoord op zijn verzoek de „verrigting van het dienstwerk te staken’, dat „de ring naar kerkenorde gebonden is om met de werkzaamheden in de gemeente van Uirum op den vorigen voet voort te gaan”,

Hoewel dit stuk op denzelfden dag, den 21sten April, is opgesteld en verzonden met dat van De Cock, is het anders geteekend ; nu wordt niet gezegd: in naam van den geheelen ring, doch: in naam van den ring Leens.

Op dienzelfden datum is ook een stuk gesteld van den secretaris van het provinciaal kerkbestuur, meldende dat het zich in de „onaangename noodzakelijkheid bevindt ds De Cock te moeten berigten, dat bij het- zelve een bezwaar tegen hem gebragt is, van zoodanige strekking als bij ert. 75 van het reglement van kerkelijk opzigt en tucht is vermeld, ter- zake van handelingen die de goede orde in de kerk zouden kunnen ver- storen en met name wegens de door hem gedane uitgave van het werkje getiteld: De Evangelische Gezangen getoetst en gewogen en te ligt be- vonden door JACOBUS KLOK, verwer en koopman te Delfzijl, te Groningen