Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/470

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

404 „DE TUSSCHENKOMENDE OMSTANDIGHEDEN”



vrouw van ons groeten met een Evangelie groet. Wat zegt uwe van de Haagsche Vrienden? Van ds Molenaar, van de Graaf, van Van der Kemp en Bisschop '”) e.a. Heeft uw Eerw. Van der Kemp gesproken ? Wat zegt u van Kohlbrügge, Scholte, Moorrees? Had ik geweeten U de Reys ver- andert had dan zouden we UwE. naar Utrecht gebragt hebben en zoover dan wel verders met ulieden gegaan. Wanneer Uwe te Amsterdam U op- gehouden heeft, wilt mij dan eens zeggen hoe Ued. Da Costa en de andere vrienden gevonden heb. Ook den Ouden? Nu de zeegen en genade van onze Goël zij over Uwlieden en over Uw dierbaare Echtgenoote, die wij met hoogachting en innige Christelijke Liefde groeten, overvloediglijk uytgestord, laat ons elkander gedenken voor den throon des Onbevlekten Lams, die voor onze zonden geslagt is en in wiens naam ik mij noeme uw vereenigde Broeder.”

Had De Cock in zijn brief uit Den Haag aan zijne vrouw duidelijk te kennen gegeven dat hij, logeerende bij de Nieuwenhuyzens, gaarne met de eenvoudigen wenschte verheerlijkt te worden; gaf hij steeds en overal gehoor aan de „kleinen” en was hij dezen tot een mond, God deed hem genieten van de gunst en liefde van grooten der aarde, die met hem wilden, „dat God op ’t hoogst werd verheerlijkt en de mensch op het diepst vernederd.’