Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/478

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

412 DE GESCHORSTE AFGEZET. IN APPÈL BIJ DE SYNODE in zijn geheel weergegeven, zet de deur voor iederen eigenwilligen gods- dienst open". Dit was door hem tevoren nooit opgemerkt; maar dit is in zijn vonnis aangehaald; toen heeft hij dat gelezen en gezien en ingezien, dat Gods dienst door den inhoud van dat artikel ,als het ware geheel en al is afgeschaft". Men leze dezen brief in zijn geheel, en erkenne dat De Cock niet alleen rondborstig was, maar ook een man met een gezond verstand, en dat de Koning dat èn door zijn gesprek met den geschorste èn uit dezen brief van den afgezette bij vernieuwing zelf had kunnen vaststellen. „O, Sire", zoo waagt hij te schrijven, ,mogt het God behagen u een koninklijk hart te geven om voor Hem te buigen en nog tijdelijk land en volk terug te roepen tot Gods waarachtige dienst, menschelijke wetten afschaffende, en die onzer vaderen, gegrond op Gods Woord, herstellende. Op de synode staat mijne zaak, die hiermede in het nauwste verband staat, behandeld te worden; Uwe Majesteit betaamt het, hierop ten nauw- keurigste te letten, daar de bloei en de welvaart of verderving en onder- gang van ons vaderland hieraan hangt; Uwe Majesteit betaamt het hier niet de menigte te hooren en blindelings den wil der priesters te volgen, maar alles nauwkeurig zelf te onderzoeken, mijne verdediging en verant- woording te overwegen en aan Gods Woord te toetsen om door Uwer Majesteit's onderteekening van mijn vonnis niet den waarachtigen dienst van God te verlaten en af te zweren en land en volk te verderven, waar- voor God, naar ik hoop, Uwe Majesteit moge behoeden en bewaren en door Zijnen Heiligen Geest verlichten om gehouw en getrouw te zijn aan Uwer Majesteits eed om de ware gereformeerde leer te beschermen, het geloof van uwer Majesteits vaderen en Gods waarachtigen dienst te herstellen." De vraag rijst of de Koning persoonlijk kennis heeft genomen en inzage gehad van alle deze smeekschriften van Ulrum's predikant en kerkeraad. Indien ja, dan had Zijne Majesteit daaraan wel dagwerk, want ze volgden in bizonder snel tempo. Wèl was Willem I een buitengewoon hard werker; ook wilde hij de zaken zelf kennen en zelf regeeren; met groote wel- willendheid stond hij te woord zelfs de allereenvoudigsten zijner onder- danen als zij hun zaak bepleitten, van groot gewicht voor hen, 't is waar, doch van schier geen breeder belang. Of des Konings kabinetssecretaris hem geregeld inlichtte inzake den inhoud van De Cocks brieven aan den "Sire" gericht, valt haast niet te veronderstellen. Eerder ligt voor de hand, dat de secretaris en adviseur bij het departement van Eeredienst, de heer Janssen, deze zaken behandelde. Indien dit metterdaad het geval is ge- weest, dan kwamen ze terecht bij een man die wel in staat was in deze zaken advies te geven, doch dan is het ook niet te verwonderen dat zijn chef, de minister van staat, Van Pallandt van Keppel, zoo stond tegenover