Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/496

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XXIII. ¹) Handelingen van de Opzieners der Gemeente Jesu Christi vergaderd te Amsterdam, den 2den Maart en volgende dagen, Ao. 1836. Te Amsterdam bij H. Höveker. Te 's Gravenhage, bij J. van Golverdinge, 1836. Art. 74 § 75. 2) Vgl. Handelingen enz. Art. 3; Boeles a.w. blz. 96 noot 95. Zie brief van J. Klok, archief De Cock. Eene zeer betrouwbare mondelinge overlevering vertelt, dat Frouwe Venema, door haar tweede huwelijk de weduwe van ds H. G. Poelman, eens tot haar achterkleinzoon, den tegenwoordigen prof. dr A. Noordtzij zeide: ,De Cock had dat boekje van Klok over de Gezangen niet moeten uitgeven; dat is mis van hem geweest; hij was het daarmede ook niet geheel eens; hij zong ook zelf gezangen en had ze ook laten zingen". 't Is waar: De Cock nam niet alles voor zijn rekening, wat Klok schreef in dit geschriftje, doch daar hij den tijd nog niet had, zelf over de Gezangen te schrijven en hij het met de hoofdstrekking eens was, heeft hij zijn naam voor de uitgave gegeven. 3) In den brief staat heeft, moet waarschijnlijk zijn hebben, tenzij in het gedeelte van het antwoord niet door Scholte aan De Cock geschreven, de kerkeraad zich richt tot het classikaal bestuur.