Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/533

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE veroordeelenswaardig geschrift van eenen leeraar strafbaar maakt, wanneer men niet vooraf den schrijver voor de kerkelijke rechtbanken betrokken heeft? Terwijl eindelijk, nu de beide Kerkbesturen de Heeren Br. en Redd. toch als zeer achtenswaardige predikanten beschouwen, niettegenstaande de Cock het tegendeel heeft aangetoond, het klaar genoeg blijkt, dat het gemelde in de beide uitspraken gebezigde argument meer schijn dan wezentlijkheid bezit. Bij de beschouwing van dit alles kunnen wij dus niet zien, dat de Cock zich in iets strafbaars vergrepen heeft. En mitsdien vervallen ook de gevolgtrekkingen, dat hij, als schuldig aan de verstoring der goede orde in de kerk, aan hardnekkigheid in het ontkennen van schuld, aan het aanrichten van tweedracht, secten en muiterijen in kerken en wereld- lijke regeringen, strafbaar zou zijn volgens art. 7 van het Regl. op de kerk. tucht van 28 Sept. 1825 en volgens het Avondmaalsformulier, het- welk het Class. Bestuur er looslijk heeft bij getrokken. Integendeel daar- gen. artikel ook de nalatigheid der leeraren in hun gewichtig dienstwerk straft en bij het gen. Formulier ook de meineedigen onder de strafbaren gesteld worden, zoo is het uit al het boven betoogde blijkbaar, dat de Cock zich juist door het niet schrijven van zijn stukje strafbaar gemaakt zou hebben. 465 2. Afscheiding Genoeg van de beide vonnissen van schorsing; beschouwen we thands dat van afzetting. Hetzelve is even onbestaanbaar als de vorigen, en toont duidelijk genoeg, dat het van den beginne af op die afzetting is gemunt geweest. Bij dit vonnis a.) wordt volgens art. 227 der Grondwet de Cock verantwoordelijk gesteld voor het bovenverm. werkje van Klok over de Evang. Gezangen; b.) wordt in dat boekje als strafbaar aange- merkt, dat onderscheidene Gezangen benevens derzelver opstellers niet op eenen bedaarden, betoogenden en bescheidenen toon zijn wederlegd, maar op de schandelijkste, laaghartigste en valschte wijze aangerand; dat derzelver verzamelaars, ja de Synoden zelven, door welke die verzame- laars gekozen zijn, machtspreukig, liefdeloos en trotschelijk worden be- schuldigd van trouweloosheid en onkunde; en dat de Gemeenten daarin worden opgezet om de Gezangen niet meer te zingen; c.) wordt zulks in strijd verklaard met de Synodale acten van het Departement Stad en Lande van Groningen van Juny 1806, Mey 1807 en Juny 1808, be- nevens met de Synodale aanschrijving van 15 July 1824 en art. 10 van het Alg. Regl. op het Bestuur der kerk van 7 January 1816; d.) wordt de Cock met eene geheele afzetting en ook (zoo het schrijft) met ont- trekking van het gebruik des Heiligen Avondmaals gestraft. Wij willen deze vier punten in de bijzonderheden ontleden. a.) Verwonderlijk mag het schijnen, dat het Gron. Kerkbestuur in des- zelfs uitspraak niet alleen niet den godsdienstigen toon van een kerke- lijk-vaderlijk opzicht heeft gebezigd, maar integendeel dien der burgerlijke 30