Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/536

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

468 APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE kan dan toch in het werkje van Klok gelegen zijn, wanneer het bij eene ongunstige beoordeeling der Gezangen, tevens de Verzamelaars en de Synoden, die er hun zegel aan gehecht hebben, berispt? Dat dit macht- spreukig, liefdeloos en trotschelijk geschied zou zijn, is eene even machtspreukige, liefdeloose en trotsche uitspraak van het Gron. Kerk- bestuur, welke door geen onbevooroordeelden onderzoeker der waarheid, hij moge verder over dat boekje denken, zoo hij wil, beaamd zal worden. En wat de trouweloosheid of onkunde der Verzamelaars betreft, zoo vragen wij, hoe zij in hunne toespraak aan onze Vaderl. Gemeenten in ernst hebben kunnen verklaren, niet alleen dat de Gezangen met de be- lijdenis der Geref. Kerk, uitgedrukt in hare Formulieren, overeenkomen, maar ook dat de leerstukken, welke die belijdenis kenmerken, er klaar en krachtig in zijn voorgesteld: immers is het onderanderen van den Dichter Rhijnvis Feith, een der Verzamelaars, bekend, dat hij een sterke tegenstander was van de leerstukken, die, en zoo als zij, in de Dordsche Canones zijn vastgesteld, en die toch de belijdenis onzer Geref. Kerk kenmerkend zijn. Eindelijk berispt men in dat werkje van Klok, dat er de Gemeenten in worden opgezet tegen het zingen der Gezangen, hetwelk er een Gode onbehaaglijk getier in genoemd wordt. Doch dit is weder uit nood- zakelijk gevolg der voorafgegane ongunstige beoordeeling, zoodat, indien men den schijn aanneemt, (gelijk men doet), eene betoogende en be- daarde wederlegging der Gezangen te willen toelaten, men ook het ont- raden van het zingen derzelve niet veroordeelen mag. Daarenboven mogen wij wel vragen, of dan het Gron. Kerkbestuur reeds zoo verre van het Protestantsche beginsel is afgeweken, dat het eene onvoor- waardelijke gehechtheid aan het feilbare menschenwerk der Evang. Gezangen wil hebben toegekend. Met dat Protest. beginsel toch, dat men slechts aan den Bijbel onvoorwaardelijk is gehouden, en aan geen menschenwerk, dan voor zoo verre men hetzelve rekent met Gods Woord overeen te komen, is men tegenwoordig steeds in de weer, wanneer men zich ten doel stelt, om onze Formulieren van eenigheid, bij zoo vele Nationale en andere Synoden aangenomen en goedgekeurd, en ver- volgens tot heden toe onderteekend en bezworen, aan te randen en de Gemeenten tegen derzelver gezag en gebruik op te hitsen: en waarom zou dan niet onze de Cock datzelfde beginsel mogen te baat nemen ten opzichte der Evang. Gezangen, die niet in eene Nationale Synode aan- genomen, niet onderteekend of bezworen zijn? Wij vorderen hier voor het minst eene gelijke behandeling. Buiten twijfel toch, hebben de Ge- zangen van 1805 althands geene meerdere waarde dan onze Formulieren van 1560 en 1819 die ook nog heden aangenomen kerkschriften zijn: en indien dan het Kerkbestuur toelaat de Gemeenten opentlijk, of heime- lijk tegen het gebruik der laatstgenoemden op te zetten, dan mag het- zelve ook die vrijheid ten opzichte der Evang. Gezangen niet misgunnen aan onzen de Cock wanneer hij ze in gemoede oordeelt met Gods Woord in strijd te zijn.