Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/537

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE c.) Dan men beweert, dat het tegenwerken van het gebruik der Evang. Gezangen verboden is bij zekere Synodale Acten der Provincie Groningen van 1806, 1807 en 1808. Ofschoon ons die Acten welke nimmer zijn publiek geworden, onbekend waren en zijn mochten, willen wij evenwel de eerlijkheid van het Gron. Kerkbestuur niet verdenken, wanneer het bij deszelfs uitspraak verhaalt, dat het uit die Acten ten klaarste geblijkt, niet alleen dat de Evang. Gezangen in de Provincie Groningen op 1 January 1807 als Kerkgezangen moesten worden en ook werkelijk zijn ingevoerd, maar ook en wel inzonderheid dat het gebruik derzelve bij elke godsdienstoefening verplichtend is verklaard voor, en serieuselijk gerecommandeerd aan elken leeraar, ten einde de goede orde te hand- haven, met bedreiging van strengere mesures bij opzettelijk verzuim of in het oogloopend wangedrag deswegens, ja dat zelfs de Heer Com- missaris Politiek zich heeft verbonden om in zijne qualiteit daartoe de hand te bieden, en dat alzoo beide kerk en staat in blijkbare vereeniging die Gezangen kerkelijk verbindend hebben verklaard. Doch de onwet- tigheid en ongepastheid, en mitsdien de ongeldigheid van dit besluit straalt al dadelijk in het oog. Hoe kon toch het tot dien tijd toe steeds geldig geweest zijnde besluit der Nat. Synode van Dordrecht van 1619, waarbij, buiten de Psalmen Davids en de daaraan verbonden Gezangen. alle andere Gezangen uit de Kerken geweerd zijn, op eene wettige wijze vernietigd worden door eene louter Provinc. Synode? Daarenboven, zonder hier de nog altijd betwiste vraag op te werpen, of bij het on- feilbare God-verheerlijkende Psalmgezang het gezang van feilbaar men- schenwerk in de Kerke Gods wel mag worden ingevoerd, beweren wij steeds met den meesten nadruk, dat het in de volkomene vrijheid der leeraars en gemeenten blijven moet, om de Gezangen al dan niet te zingen, en dat het mitsdien een verregaande conscientiedwang is, om, indien men zich in gemoede met dat zingen niet vereenigen kan, het- zelve nochtans verbindend te verklaren, en alzoo ingewikkeld te be- palen, niet alleen dat in elke godsdienstoefening het verheven Psalm- gezang van de heilige mannen Gods behoort te worden verminderd, maar zelfs geheel mag worden weggelaten, en zulks om plaats te maken voor het lage en gebrekkige Liederengezang van mannen, die men toch nimmer met den naam van heilige mannen Gods vereeren zal: terwijl de verbindtenis van den Heer Commissaris Politiek duidelijk bewijst, hoe sterk men zich verzekerd hield, dat de krachtige werking van den Heer der Gemeente door zijnen Heiligen Geest het zingen der ingevoerde Gezangen niet bevorderen zou. En waarlijk de overgroote tegenstand, welken de Gezangen steeds ontmoet hebben bij de meesten dergenen, die naar eene overvloedigere gerechtigheid hongeren en dorsten dan die van Schriftgeleerden en Pharizeën, is immers een klaar bewijs, hoe weinig ten voordeele der Gezangen dwangmiddelen te pas komen. Waarom niet liever dan geweld te dreigen en thands omtrent onzen de Cock uit te oefenen in eene zaak, die zoo onmiddellijk de eere Gods en het heil zijner Kerke raakt, den raad opgevolgd van den ouden wijzen Gamaliël, 469