Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/631

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

TOT AFSCHEIDING BESLOTEN 555 van de kerk niet waren, doch tevens gemeenschap te willen oefenen met alle ware gereformeerde ledematen, en voegden aan deze dubbele verklaring nog een derde toe, deze namelijk: dat zij hunnen ,,onregtmatig geschorsten Predikant, als hunnen wettig geroepen Herder en Leeraar blijven erkennen." Ook is de Acte geteekend door zijne vrouw, en wel bovenaan de derde bladzijde, als „Frouwe H. Venema. Lidmate". Echter zij is niet de eerste vrouw die de Acte teekende, aan haar handteekening ging die van twee lidmaten vooraf A. K. van Dijk en die van Swaantje Sygers Bos. Laatst- genoemde teekende voor zeven personen. Waren er onder de ledematen, die hun eigen naam niet konden schrijven, dan deed dit een ander voor hen. Voor vier personen deed dit, wat uit het schrift met bijna vol- strekte zekerheid is op te maken, de predikantsvrouw. De rouwdragende moeder nam levendig deel aan wat er in deze laatste dagen voorviel in de gemeente; eene moeder der gemeente, zorgende voor de kinderen die haar gelaten werden, rouwe dragende over die haar mishandelden. De Cock evenwel zorgde voor het wettigen dezer onderteekening, niet hij zette voor hen de hand, maar schreef met eigen hand er bij: niet kunnende schrijvende, maar zulks in de openbare vergadering autoriseerende en verzoekende. Tellen wij allen te zamen, die de Acte teekenden, alzoo de lede- maten, verder die door De Cock, in het opschrift boven hun handteeke- ning geschreven, worden aangegeven als: ,,Ledematen die in den tijd der schorsing werden bevestigd of door des Heeren Geest den Heere Jezus ingelijfd en nu door den kerkeraad dezer gemeente aangenomen zijn", en eindelijk nog degenen die door De Cock worden genoemd: ,,Hoofden des Huisgezins die geen Ledematen zijn maar echter wenschen zich te voegen met de hunnen bij de Gereformeerde Gemeente", dan komen we tot het getal van bijna twee honderd vijftig, belijdenden en gedoopten. Toch was dat getal metterdaad aanzienlijk grooter, want de ledematen teekenden slechts voor zich en voor hunne kinderen. Zoo teekende Frouwe de Cock slechts voor zich zelf, zonder opgave van het getal harer kinderen. Men leze de namen hier geschreven, en twee woorden der Schrift zien we zoo duidelijk bevestigd: ,,Gij ziet uwe roeping, broeders! dat gij niet vele wijzen zijt naar het vleesch, niet vele machtigen, niet vele edelen, maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen; en het onedele der wereld en het ver- achte heeft God uitverkoren, en hetgeen niet is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken; opdat geen vleesch zou roemen voor Hem", en dat andere woord: ,In plaats van uwe vaderen zullen uwe zonen zijn !" ¹) De Cock deelt zonder eenigen ophef met weinige woorden mede