Pagina:De Ilias van Homeros - Carel Vosmaer (1880).pdf/106

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

52

Nevens zijn zwaard; twee lansen met koper beslagen aan ’t uiteind
Zwaaiende, tartte hij alle de dappersten bij de Argeiërs
20Hem thans tegen te streven in heftig woedenden tweekamp.
Doch toen Ares’ vriend Menelaos hem daar in het oog kreeg
Voor zijne manschap uit zich bewegend met machtige schreden —
Zoo als een leeuw zich verheugt, die een groot aas op zijnen weg ziet,
Als hij verhongerd een hert met zijn volle gewei of een veldgeit
25Vindt, en ze gulzig verslindt, al zouden hem zelven vervolgen
Windsnel loopende honden en mannen in krachtige jonkheid —
Zóo Menelaos, terwijl hij den godlijken held Alexandros
Voor zijne oogen aanschouwde; nu dacht hij den booze te straffen.
Van zijne strijdkar sprong hij gezwind op den grond met zijn wapens.
30Maar zoodra Alexandros, de godlijke, dezen bespeurd had
Schitterend onder de voorsten der strijders, vertsaagde het hart hem,
Binnen den drom zijner vrienden ontweek hij het vreeselijk noodlot.
Zoo als een man die met schrik ontvlucht wanneer hij een slang ziet
Tusschen des bergdals boomen; een sidder bevangt zijne leden,
35IJlings vlucht hij terug en de bleekheid dekt zijne wangen,
Zoo ook verborg hij zich binnen de rijen der fiere Trojanen,
Godlijke held Alexandros, bevreesd voor den zone van Atreus.
Doch hem ziende bespotte hem Hektor met smadende woorden:
— Ongeluks-Paris, in schijn slechts kloek, een verleider en wijfsgek,
40Waart gij toch nimmer geboren of dood alvorens gij huwdet,
Zeker dat wilde ik liever en verre verkieselijk waar’ dat,
Dan zoodoende een schande te zijn en voor andren verachtlijk.
Waarlijk de weeldrig gelokte Achaiërs, zij zullen wel lachen
U een geducht voorvechter vermoedende, daar gij zoo schoon zijt
45Uiterlijk, doch in uw hart woont kracht noch eenige weerstand.
Bracht gij, die bloodaard zijnde, uw zeedoorklievende schepen
Over den breed’ oceaan, aan het hoofd van getrouwe gezellen,
Hebt gij bij vreemden vertoevend, geroofd een bekoorlijke vrouwe
Uit een verwijderd gewest, de verwante van dappere mannen,