Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/16

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 16 —
Art. 39

Koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen.

Wanneer de hoofden der ministeriele departementen, in rade vereenigd, oordeelen dat dit geval aanwezig is, geven zij van hunne bevinding kennis aan den Raad van State met uitnoodiging om binnen een bepaalden termijn advies uit te brengen.

39. (42*) Blijven zij na afloop van den gestelden termijn bij hun oordeel, dan roepen zij de Staten-Generaal in vereenigde vergadering bijeen, om hun, onder overlegging van het advies van den Raad van State, zoo dit is ingekomen, van het voorhanden geval verslag te doen.

40. (43*) Zijn de Staten-Generaal in vereenigde vergadering van oordeel, dat het in art. 38, 1ste lid, omschreven geval aanwezig is, dan verklaren zij dit bij een besluit, dat op last van den in art. 108, 2de lid, aange­wezen Voorzitter wordt afgekondigd en dat op den dag der afkondiging in werking treedt.

Bij ontstentenis van dezen Voorzitter wordt door de vergadering een Voorzitter benoemd.

41. (46*) In het geval van art. 40 is de Prins van Oranje, wanneer hij zijn achttiende jaar vervuld heeft, van regtswege Regent.

42. (44*) Ontbreekt een Prins van Oranje of heeft de Prins van Oranje zijn achttiende jaar niet vervuld, dan wordt in het Regentschap voorzien op de wijze in art. 37 bepaald ; in het laatste geval tot aan het tijdstip waarop hij zijn achttiende jaar vervuld heeft.

43. (45*) Bij het aanvaarden van het Regent­ schap legt de Regent in eene vereenigde vergadering van de Staten-Generaal in handen van den Voorzitter den volgenden eed of belofte af:

„Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning; ik zweer (beloof), dat ik in de waarneming van het Koninklijk gezag, zoolang de Koning minderjarig is (zoolang de Koning buiten staat blijft de regering waar te nemen), de Grondwet steeds zal onder­houden en handhaven.
„Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des Rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat ik de algemeene en bij-