44. Wanneer een Regent buiten staat geraakt het Regentschap waar te nemen, zijn de artt. 38, 2de lid, 39 en 40 toepasselijk.
Is de opvolging in het Regentschap niet ge regeld, dan wordt art. 37, 1ste lid, toegepast.
45. (47*) Het Koninklijk gezag wordt waar genomen door den Raad van State:
1°. bij het overlijden des Konings, zoolang niet in de troonopvolging volgens art. 21 is voorzien, voor den minderjarigen Troonopvolger geen Regent is benoemd, of de Troon opvolger of Regent afwezig is ;
2°. in de gevallen van artt. 40 en 44, zoo lang de Regent ontbreekt of afwezig is; en bij overlijden van den Regent, zoolang zijn opvolger niet benoemd is en het Regentschap aanvaard heeft;
3°. ingeval de troonopvolging onzeker is en de Regent ontbreekt of afwzig is.
Deze waarneming houdt van regtswege op, zoodra de bevoegde Troonopvolger of Regent zijne waardigheid heeft aanvaard.
Wanneer in het Regentschap moet worden voorzien, dient de Raad van State het daartoe strekkend ontwerp van wet in :
in de gevallen, onder 1°. en 2°. vermeld, binnen den tijd van eene maand na de aanvaar ding der waarneming van het Koninklijk gezag; in het geval, onder 3°. vermeld, binnen den tijd van eene maand nadat de troonopvolging heeft opgehouden onzeker te zijn.
46. (48) Eene wet bepaalt, bij de benoeming van den Regent of bij de aanvaarding van het Regentschap door den Prins van Oranje, de som, die op het jaarlijksch inkomen van de Kroon zal worden genomen voor de kosten van het Regentschap.
Deze bepaling kan gedurende het Regentschap niet worden veranderd.