Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Art. 59
— 19 —
delen zal aanwenden, welke de wetten te Mijner beschikking stellen, zooals een goed Koning schuldig is te doen.
„Zoo waarlijk helpe Mij God almagtig !"(„Dat beloof ik !")

53. (52) Na het afleggen van dezen eed of belofte wordt de Koning in dezelfde vergade­ ring gehuldigd door de Staten-Generaal, wier voorzitter de volgende plegtige verklaring uit­ spreekt, die vervolgens door hem en elk der leden, hoofd voor hoofd, beëedigd of bevestigd wordt:

Wij ontvangen en huldigen, in naam van het Nederlandsche volk en krachtens de Grondwet, U als Koning ; wij zweren (beloven), dat Wij Uwe onschendbaarheid en de regten Uwer kroon zullen handhaven ; wij zweren (beloven) alles te zullen doen wat goede en getrouwe Staten-generaal schuldig zijn te doen."
„Zoo waarlijk helpe ons God almagtig !"(„Dat beloven wij !")

ZESDE AFDEELING.
Van de magt des Konings.

54. (53) De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. [1]

55. (54) De uitvoerende magt berust bij den Koning.

56. Door den Koning worden algemeene maatregelen van bestuur vastgesteld.

Bepalingen, door straffen te handhaven, wor­den in die maatregelen niet gemaakt, dan krachtens de wet.

De wet regelt de op te leggen straffen.

57. (55) De Koning heeft het opperbestuur der buitenlandsche betrekkingen.

58. (56*) De Koning verklaart oorlog. Hij geeft daarvan onmiddellijk kennis aan de beide Kamers der Staten-Generaal met bijvoe­ging van zoodanige mededeelingen, als Hij met het belang van den Staat bestaanbaar acht.

59. (57*) De Koning sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde Mogendheden.

Hij deelt den inhoud dier verdragen mede aan

de beide Kamers der Staten-Generaal, zoodra

  1. Zie de aant. op art. 77.