Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Art. 60
— 20 —

Hij oordeelt dat het belang van den Staat dit toelaat.

Verdragen, die wijziging van het grondge­bied van den Staat inhouden, die aan het Rijk geldelijke verpligtingen opleggen of die eenige andere bepaling, wettelijke regten betreffende, inhouden, worden door den Koning niet bekrachtigd dan na door de Staten-Generaal te zijn goedgekeurd.

Deze goedkeuring wordt niet vereischt, indien de Koning zich de bevoegdheid tot het sluiten van het verdrag bij de wet heeft voorbehouden.

60. (58) De Koning heeft het oppergezag over zee- en landmagt.

De militaire officieren worden door Hem be­noemd. Zij worden door Hem bevorderd, ont­slagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen.[1]

  1. Zie omtrent de regeling van de bevor­dering enz. der militaire officieren : bij de zeemacht, de wet van 9 Juni 1902, S. 86, gewijzigd bij de wetten van 2 Januari 1905, S. 3, 5 December 1908, S. 348 en 30 December 1914, S. 623, tot regeling van de bevordering, het ontslag en het op pensioen stellen der militaire officieren bij de Zeemacht (Bevorderingswet voor de zeemacht 1902); de tekst der wet, zooals die na de verschillende wijzigingen luidt, is bekend gemaakt bij besluit van 16 Januari 1915, S. 15, terwijl nader tijdelijke afwijkingen zijn vastgesteld bij de wet van 31 Juli 1915, S. 349. Zie voorts, omtrent de regeling van de bevordering enz. van officieren der Kon. Ned. Marine-Reserve, de wet van 12 Juli 1895, S. 104, gewijzigd bij de wetten van 21 Maart 1896, S. 50, 31 December 1896, S. 258, 9 April 1897. S. 83, 30 December 1914, S. 624 en 23 Mei 1917, S. 427; bij de landmacht, de wet van 9 Juni 1902, S. 89, gewijzigd bij de wetten van 6 Juni 1905, S. 177 en 31 October 1912, S. 333 tot rege­ ling van de bevordering, het ontslag, het op nonactiviteit en het op pensioen stellen der militaire officieren bij de Landmacht (Bevorderingswet voor de landmacht 1902). Zie voorts, omtrent de regeling van den rechtstoestand, de bevordering enz. van offi­cieren en minderen van het reservepersoneel der landmacht, de wet van 6 Juni 1905, S. 177, gewijzigd bij de wet van 31 October 1912, S. 335 (Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905) en omtrent de regeling van de bevordering, het ontslag en de nonac­tiviteit van de militie-officieren en van de officieren bij de Landweer, de wet van 6 Juni 1905, S. 178.