Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Art. 144
— 42 —

tal jaren worden gekozen door de mannelijke ingezetenen der gemeen­te, tevens Nederlanders of door de wet als Nederlandsche onderdanen erkend [1], die den door de wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden drie en twintig jaren mag zijn, heb­ ben bereikt en door de vrouwelijke ingezetenen der gemeente, die aan gelijke voorwaarden voldoen, indien en voor zoover de wet haar, niet uit hoofde van aan het bezit van maatsehappelijken welstand ontleende redenen, kiesbevoegd verklaart. De verkiezing geschiedt op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging. [2]

De laatste zinsnede van het eer­ste lid, het tweede, derde en vierde lid van artikel 80 zijn van toepas­sing.

Om lid van den raad te kunnen zijn wordt vereischt, dat men Nederlander of door de wet als Nederlandsch onderdaan erkend en ingezeten der gemeente zij, niet krach­tens onherroepelijke rechterlijke uit­spraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, de beschik­king of het beheer over zijne goede­ren hebbe verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zij en den ouderdom van drie en twintig ja­ren vervuld hebbe.

De verkiezing van den raad heeft plaats op de wijze door de wet te regelen. [2]

De Voorzitter wordt door den Koning, ook buiten de leden van den raad, benoemd en door Hem ontsla­gen.

144. (140*) Aan den raad wordt de rege­ling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten.

  1. Zie aant. (2) op art. 80.
  2. 2,0 2,1 Zie aant. (2) op art. 81.