Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/49

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 49 —
Art. 179

wordt niet vereischt bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenoot­schappen, noch, behoudens verantwoordelijk­heid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.


ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van de financien.

174. (171*) Geene belastingen kunnen ten behoeve van 's Rijks kas worden geheven, dan uit krachte van eene wet.

Deze bepaling is ook toepasselijk op heffingen voor het gebruik van Rijks-werken en inrigtingen, voor zooveel de regeling van die heffin­gen niet aan den Koning is voorbehouden.

175. (172) Geene privilegien kunnen in het stuk van belastingen worden verleend.

176. (173) De verbindtenissen van den Staat jegens zijne schuldeischers worden gewaar­borgd. De schuld wordt jaarlijks in over­weging genomen ter bevordering der belangen van de schuldeischers van den Staat.

177. (174) Het gewigt, de gehalte en de waarde der muntspecien worden door de wet geregeld. [1]

178. (175) Het toezigt en de zorg over de zaken van de Munt en de beslissing der ge­ schillen over het allooi, essai en wat dies meer zij, worden door de wet geregeld. [2]

179. (176*) Er is eene Algemeene Reken­ kamer, welker zamenstelling en taak door de wet worden geregeld. [3]

Bij het openvallen eener plaats in deze

Kamer zendt de Tweede Kamer der StatenGeneraal eene voordragt van drie personen aan den Koning, die daaruit benoemt.

  1. Laatstelijk geregeld bij de wet van 28 Mei 1901, S. 132, gewijzigd bij de wetten van 31 Dacembsr 1906, S. 376. 1 Juli 1909, S. 253 en 31 Ocfober 1912, S. 324. De tekst is daarna bekendgemaakt bij besluit van 26 November 1912, S. 354.
  2. Laatstelijk geregeld bij de wet van 28 Mei 190.1, S. 130.
  3. Zie de wet van 5 Oct. 1841, S. 40, ge­wijzigd bij de wetten van 10 Febr. 1844, S. 6, 20 Juli 1870, S. 123, 15 April 1886, S. 64, 30 Juni 1890, S. 101 en 29 December 1898, S. 279. Zie ook de wet van 23 Mei 1917, S. 442.