Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/55

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 55 — Art. 193

De eischen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten deele uit de openbare kas te bekostigen onder­ wijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zoover het bijzonder onderwijs be­treft, van de vrijheid van richting. [1]

Deze eischen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zoodanig geregeld, dat de deugdelijk­heid van het geheel uit de openba­re kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrij­heid van het bijzonder onderwijs be­treffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd. [1]

Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar den zelfden maatstaf als het openbaar onderwijs uit de open­ bare kas bekostigd. [1] De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs bijdragen uit de openbare kas worden verleend.

De Koning doet jaarlijks van den staat van het onderwijs aan de Staten-Generaal verslag geven.

193. (195) Het armbestuur is een onderwerp van aanhoudende zorg der Regering en wordt door de wet geregeld. [2] De Koning doet

    S. 64, 9 Mei 1890, S. 78. 9 Juli 1900, S. 113, 22 Mei 1905. S. 141 en 5 Juni 1905, S. 154.

    De tekst der wet, zooals zij tot 22 Mei 1905 bij de verschillende wetten was gewijzigd, is bij besluit van 6 Juni 1905 in Staatsblad n°. 181 geplaatst. De wet is daarna gewijzigd bij de wet­ten van 9 Februari 1911, S. 51 en 7 November 1917, S. 616.

  1. 1,0 1,1 1,2 Zie noot op bladz. 54.
  2. Zie de wet van 27 April 1912, S. 165, tot regeling van het armbestuur.