Pagina:Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden (1917).pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 93 —

aangewezen in artikel 51 c, tweede lid, der Kieswet, in eene zitting van dit bureau ter vervulling van de plaats benoemd verklaard de candidaat, die voorkomt op de lijst, waarop het uitvallend lid is gekozen, en die voor be­ noeming in aanmerking komt, hetzij naar de volgorde vastgesteld overeenkomstig artikel 9Sh der Kieswet, hetzij, in het geval voorzien in artikél 10 6, tweede lid, naar de volgorde der candidaten op de lijst.

Dag en uur van de zitting worden vooraf bekend gemaakt.

Artikel 16 a, eerste lid, laatste zin, dezer wet en de artikelen 82, eerste en tweede lid, 83 en 94, derde en vierde lid, der Kieswet zijn van toepassing.

Artikel 19, eerste lid, wordt gelezen als volgt: Leden van den raad kunnen alleen zijn de ingezetenen der gemeente, die Nederlander of door de wet als Nederlandsch onderdaan erkend zijn, niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak, wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens, dc beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet zijn, en den ouderdom van drie en twintig jaren vervuld hebben.

Artikel 25 wordt gelezen :

Een lid van den raad, een der in artikel 19 vermelde vereischten verliezende, of eene der in artikel 23 uitgesloten betrekkingen aan­ nemende, houdt op lid te zijn. Hij geeft hiervan kennis aan den raad, met vermelding der reden.

Indien de in de eerste zinsnede bedoelde kennisgeving niet is gedaan, en Burgemeester en Wethouders evenwel van oordeel zijn dat een der aldaar omschreven gevallen zich voor­ doet, waarschuwen zij den belanghebbende.

Het staat dezen vrij, de zaak binnen acht dagen daarna aan den raad te onderwerpen.

Op 's raads beslissing zijn dan de artikelen 33—37 van toepassing.

De voorziening, overeenkomstig artikel 18 a, in de opengevallen plaats geschiedt binnen veertien dagen nadat de termijn gesteld in het vorig lid is verstreken, of, is de zaak aan den raad onderworpen, binnen eene maand nadat de einduitspraak ter kennis is gekomen van den