Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848).pdf/11

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
» Zoo waarlijk helpe mij God almagtig ! " (» Dat
» beloof ik ! " )

46. Wanneer de Prins van Oranje zijn achttiende jaar vervuld heeft, is hij, in, het geval van art. 42, regtswege Regent.

47. Tot dat in het geval, in art. 42 aangewezen, de Prins van Oranje of de benoemde Regent het regentschap heeft aanvaard, wordt het koninklijk gezag waargenomen door de vergadering, zamengesteld als in art. 42 is voorgeschreven.

Hetzelfde vindt plaats, zoo, bij overlijden des Konings, een Regent voor den minderjarigen opvolger of ook de bevoegde opvolger ontbreekt, tot dat de benoemde Regent of opvolger de regering heeft aanvaard.

De leden van deze vergadering leggen in handen van den door hen gekozen voorzitter, en deze in eene vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal, den volgenden eed of belofte af :

» Ik zweer (beloof) dat ik, als lid (voorzitter) van
» dezen regeringsraad, in de waarneming van het
» koninklijk gezag de Grondwet zal helpen onderhou-
» den en handhaven.
» Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! " ( » Dat
» beloof ik ! ")

48. Eene wet bepaalt, bij de benoeming van den Regent of bij de aanvaarding van het regentschap door den Prins van Oranje, de som, die op het jaarlijksch inkomen van de Kroon zal worden genomen voor de kosten van het regentschap.

Deze bepaling kan gedurende het regentschap niet worden veranderd.

49. De Koning, op wien art. 43 is toegepast, herneemt zoodra mogelijk de waarneming der regering, krachtens eene