Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Het getal dezer hoogst aangeslagenen , waaruit zij worden gekozen, wordt in elke provincie zoo bepaald, dat op iedere drie duizend zielen één, die tevens de overige vereischten bezit om lid dezer Kamer te zijn, verkiesbaar is.

Deze overige vereischten zijn dezelfde, welke voor de leden der Tweede Kamer worden gevorderd.

Zij worden verkozen door de Provinciale Staten in de volgende verhouding :

Noordbrabant. . . 5
Gelderland. . . . . 5
Zuidholland . . . . 7
Noordholland. . . 6
Zeeland. . . . . . . 2
Utrecht . . . . . . . 2
Friesland. . . . . . 3
Overijssel . . . . . 3
Groningen. . . . . 2
Drenthe. . . . . . . 2
Limburg. . . . . . . 3
 39

Ingeval van vereeniging of splitsing van provincien, voorziet dezelfde wet, die dit beveelt, in de wijziging, welke daardoor in deze verhouding noodig zal worden bevonden.


TWEEDE AFDEELING.

Van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.


79. Om tot lid der Tweede Kamer verkiesbaar te zijn, wordt alleen vereischt dat men Nederlander, in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsregten zij en den ouderdom van dertig jaren hebbe vervuld.

80. Die te gelijk of op meer dan ééne plaats tot lid