Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

als gedaagden worden aangesproken, met uitzondering der reële actien, die voor den gewonen regter worden behandeld.

162. De Hooge Raad heeft het toezigt op den geregelden loop en de afdoening van regtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten bij alle regterlijke collegien. Hij kan hunne handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen, volgens de bepaling door de wet daaromtrent te maken.

163. De leden en de procureur-generaal bij den Hoogen Raad, de leden van de geregtshoven, zoo die er zijn, en van de regtbanken van eersten aanleg, worden voor hun leven aangesteld.

Al dezen en de zoodanigen, die voor een bepaalden tijd zijn aangesteld, kunnen worden afgezet of ontslagen door regterlijke uitspraak, in de gevallen in de wet te bepalen. Zij kunnen, op eigen verzoek, door den Koning worden ontslagen.


ZESDE HOOFDSTUK.
Van de Godsdienst.

164. Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der strafwet.

165. Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend.

166. De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsregten, en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen.

167. Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen