Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1848).pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Het voorgaande artikel is op deze zeemilitie niet van toepassing.

187. Al de kosten voor de legers van het Rijk worden uit 's Lands kas voldaan.

De inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de transporten en leverantien, van welken aard ook, voor 's Konings legers of vestingen gevorderd, kunnen niet dan tegen schadeloosstelling, op den voet in de reglementen bepaald, ten laste van één of meer inwoners of gemeenten worden gebragt.

De uitzondering voor tijden van oorlog regelt de wet.

188. In de gemeenten worden schutterijen opgerigt.

Zij dienen in tijd van gevaar en oorlog tot verdediging des vaderlands, en ten allen tijde tot behoud der inwendige rust.

189. De sterkte en inrigting der militie en der schutterijen worden geregeld door de wet.


NEGENDE HOOFDSTUK.
Van den Waterstaat.


190. De Koning heeft het oppertoezigt over alles wat betreft den waterstaat, de wegen en bruggen daaronder begrepen, zonder onderscheid of de kosten daarvan worden. betaal uit 's Lands kas of op eene andere wijze gevonden.

191. De wet regelt het algemeene en het bijzondere bestuur van den waterstaat in den bovengemelden omvang.

192. De Provinciale Staten hebben binnen hunne provincien het toezigt op alle wateren, bruggen, wegen, waterwerken en waterschappen ; zij zijn bevoegd, onder goedkeuring des Konings, in de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, behoudens de bepalingen der