Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1887).pdf/14

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

In geen geval mogen andere Nederlanders, of de vreemdelingen, die in Nederlandsche Staatsdienst zijn, vreemde ordeteekenen, titels, rang of waardigheid aannemen, zonder bijzonder verlof van den Koning.

68. De Koning heeft het regt van gratie van straffen, door regterlijk vonnis opgelegd.

Hij oefent dat regt uit na het advies te hebben ingewonnen van den regter daartoe bij algemeenen maatregel van bestuur aangewezen.

Amnestie of abolitie worden niet dan bij eene wet toegestaan.

69. Dispensatie van wetsbepalingen kan door den Koning slechts worden verleend met magtiging van de wet.

De wet, welke deze magtiging verleent, noemt de bepalingen, waarover de bevoegdheid tot dispensatie zich uitstrekt.

Dispensatie van bepalingen van algemeene maatregelen van bestuur is toegelaten voor zoover de Koning zich de bevoegdheid daartoe bij den maatregel uitdrukkelijk heeft voorbehouden.

70. De geschillen tusschen provinciën onderling; provinciën en gemeenten; gemeenten onderling; als mede tusschen provinciën ofgemeenten en waterschappen, veenschappen en veenpolders, niet behoorende tot die, ver meld in art. 153 of tot die, waarvan de beslissing krachtens art. 154 is opgedragen aan den gewonen regter of aan een collegie, met administrative regtspraak belast, worden door den Koning beslist.

71. De Koning draagt aan de Staten-Generaal ontwerpen van wet voor en doet hun zoodanige andere voorstellen als Hij noodig acht.

Hij heeft het regt de door de Staten-Generaal aangenomen wetsontwerpen al of niet goed te keuren.

72. De wijze van afkondiging der wetten en der algemeene maatregelen van bestuur en het tijdstip waarop zij aanvangen verbindende te zijn, worden door de wet geregeld.

Het formulier van afkondiging der wetten is het volgende :

„Wij enz. Koning der Nederlanden enz.;

„Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doen te weten :

„Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat enz.;

(De beweegredenen der wet. )

" Zoo is het, dat wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben