Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1887).pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

gevorderd, kunnen niet dan volgens algemeene regels bij de wet te stellen en tegen schadeloosstelling ten laste van een of meer inwoners of gemeenten worden gebragt.

De uitzonderingen op die algemeene regels voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden worden bij de wet vastgesteld.

Of er oorlogsgevaar, in den zin waarin dat woord in 's Lands wetten voorkomt, aanwezig is, beslist de Koning.

187. Ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid kan door of van wege den Koning elk gedeelte van het grondgebied des Rijks in staat van oorlog of in staat van beleg verklaard worden. De wet bepaalt de wijze waarop en de gevallen waarin zulks geschieden kan en regelt de gevolgen.

Bij die regeling kan worden bepaald, dat de grondwettelijke bevoegdheden van het burgerlijk gezag ten opzigte van de openbare orde en de politie geheel of ten deele op het militair gezag overgaan ; en dat de burgerlijke overheden aan de militaire ondergeschikt worden.

Daarbij kan wijders afgeweken worden van de artt. 7, 9, 158 en 159 der Grondwet.

Voor het geval van oorlog kan ook van art. 156, 1ste lid, worden afgeweken.



Negende Hoofdstuk.

Van den Waterstraat.

188. De wet geeft regels omtrent het waterstaatsbestuur, het oppertoezigt en toezigt daaronder begrepen, met inachtneming der voorschriften in de volgende artikelen van dit hoofdstuk vervat.

189. De Koning heeft het oppertoezigt over alles wat den waterstaat betreft, zonder onderscheid of de kosten daarvan worden betaald uit 's Rijks kas of op eene andere wijze gevonden.

190. De Staten der provinciën hebben het toezigt op alle waterstaatswerken, waterschappen, veenschap pen en veenpolders. Nogtans kan de wet het toezigt over bepaalde werken aan anderen opdragen.

De Staten zijn bevoegd, met goedkeuring des Konings,