Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1887).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

VII. . . . . . . . . . . . . .[1]

VIII. . . . . . . . . . . . . .

IX. . . . . . . . . . . . . . .

X. Het tweede lid van art. 5 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad N°. 83) vervalt. [2]

XI. . . . . . . . . . . . . . .

XII. De Koning is bevoegd den tekst der herziene Grondwet bekend te doen maken en daarbij in de artikelen welke naar een ander artikel verwijzen de veranderingen en nummers aan te brengen, welke noodig blijken te zijn.[3]



  1. Art. VII bevat wijzigingen in de bij het in werking treden der Grondwet geldende Kieswet van 4 Juli 1850 ( Stbl. No. 37). Die wet is, met de daarin aldus gebrachte wijzigingen, vervangen door de Kieswet van 31 Dec. 1896 (Stbl. No. 245).
  2. Art. 5, al. 2 der Gemeentewet luidde : Om kiezer van leden van den gemeenteraad te zijn moet men in de directe belastingen de helft betalen van de som in de kiezers van leden der Tweede Kamer der Staten-Generaal gevorderd.
  3. Dit is geschied bij K. B. 30 Nov. 1887, S. No. 212.