Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/40

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

3. Behoudens de uitzonderingen door de wet bepaald zijn de terechtzittingen openbaar.

4. De rechter kan in het belang der openbare orde en zedelijk- heid van dezen regel afwijken.

5. Voor de door de wet aan te wijzen strafbare feiten kan ook van het bepaalde in het eerste en in het tweede lid worden afge- weken.


TWEEDE AFDEELING.
Van de rechterlijke macht.


Artikel 163.

Er bestaat een opperste gerechtshof onder den naam van Hooge Raad der Nederlanden, waarvan de leden door den Koning overeenkomstig het volgende artikel worden benoemd.


Artikel 164.

1. Van eene voorgevallen vacature wordt door den Hoogen Raad aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal kennis gegeven, die, ter vervulling daarvan, eene voordracht van drie personen aan den Koning aanbiedt, teneinde daaruit eene keuze te doen.

2. De Koning benoemt den president en den vice-president uit de leden van den Hoogen Raad.


Artikel 165.

1. De leden der Staten-Generaal, de hoofden der ministerieele departementen, de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië en de Gouverneurs van Suriname en van Curaçao, de leden van den Raad van State, en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hunne aftreding, terecht voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege, hetzij van wege de Tweede Kamer.

2. De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van hooge colleges wegens ambtsmisdrijven voor den Hoogen Raad terecht staan.


Artikel 166.

1. De Hooge Raad heeft het toezicht op den geregelden loop en de afdoening van rechtsgedingen, alsmede op het nakomen