Pagina:Mark Twain, De Lotgevallen van Tom Sawyer (1920).pdf/240

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van dien nacht vertellen. De weduwe kon geen woorden vinden om hare dankbaarheid voor hare bescherming uit te drukken.

‘Spreek er niet van, mevrouw,’ zeide de boschwachter.

‘Er is een ander, aan wien gij meer verplicht zijt dan aan mij en aan mijne jongens. Maar deze wil zijn naam niet genoemd hebben. Wij zouden daar nooit geweest zijn, indien hij ons niet gewaarschuwd had.’

Natuurlijk wekte dit eene mate van nieuwsgierigheid op, die de hoofdzaak in de schaduw stelde; doch de boschwachter liet de bezoekers in het onzekere en door hen werd deze tijding door de geheele stad gebracht. Toen zij al het overige vernomen had, zeide de weduwe:

‘Ik heb in bed liggen lezen en ben zoo in slaap gevallen en heb niets van het leven gehoord. Waarom hebt gij mij niet wakker gemaakt?’

‘Wij dachten, dat het niet noodig was. De kerels zouden waarschijnlijk niet terugkomen. Zij hadden geen gereedschap om mede te werken; en waartoe zou het dienen u te wekken en u doodelijk te doen ontstellen? Mijne drie zwarte knechts hebben den ganschen nacht voor uw huis de wacht gehouden. Zij zijn juist teruggekomen.’

Er kwamen hoe langer hoe meer bezoekers en de geschiedenis moest een paar uren lang aanhoudend verteld en oververteld worden.

In de vacantie was er geen zondagsschool, maar men ging wat vroeger naar de kerk. De onrustbarende gebeurtenis werd daar dien morgen behoorlijk uitgeplozen en iedereen kon vernemen, dat er nog geen taal of teeken van de schelmen ontdekt was.

Toen de kerk uitging, liep mevrouw Thatcher toevallig naast juffrouw Harper, die met de schare het Godshuis verliet, en zeide: