Pagina:Mengelingen Deel 1.pdf/91

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 89 —

Paris, ja, gy zegt de waarheid:
Hoogheid, wijsheid, zijn maar waan;
Neem ze kleding af en toestel
En heur luister is vergaan.

Waar we ons menschen op beroemen,
’t Zinlijke is ons deel op aard:
Wat wy meer of anders schynen,
Is in wezen weinig waard.

Hoogheid, wijsheid, herschenschimmen
Voor den geen die met haar praalt,
Zijn alleen in God te vinden,
Niet, dan van hem afgedaald.



 

Polyfeem :
HERDERSZANG
Theokrites nagevolgd.

ô Nicias, daar is geene andere artseny
Tot stilling van de min, dan teedre Poëzy.
Die heeft alleen de kracht, de zorg van ’t hart te heffen:
Maar wien gelukt het licht, die toovertoon te treffen,
Die ’t wederspannig hart met zachten dwang bekruipt,
En als een hemelblaauw in de open wonde druipt!
Doch gy, gy weet dit, Arts, en vriend der zanggodinnen,
En kundig; wat het zij, wanneer men voelt te minnen!
’t Was dus, dat Polyfeem door d’invloed van den zang,
Wen, ’t eerste dons der jeugd ontluikend op zijn wang,