Pagina:Multatuli - Indrukken van den dag - 2.djvu/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

42

„de grondige kennis der behoeften van ons distrikt,” om eens voor al genezen te zijn van de meening, dat er eerzucht schuilen kan onder den wensch, om het Nederlandsche volk te vertegenwoordigen.

En ook geldzucht bezit mij niet. Want al ware dit wèl het geval, dan nog zou ik mij niet laten verlokken door de schadeloosstelling die den Kamerleden wordt uitbetaald, en die naar mijn inzien ten hoogste voldoende is, om een politiek persoon door het aankoopen van boekwerken, en het bekostigen van de zoo noodige reizen, op de hoogte zijner roeping te houden.

En, eindelijk, ikzelf gevoel geen lust om lid te zijn van de Tweede Kamer.

Ik ben overtuigd dat ik, onder een Ministerie als het tegenwoordige bij voorbeeld, zeer spoedig zou overgaan tot het neêrleggen van mijn mandaat, na alvorens mijnen Ambtgenooten te hebben voorgesteld dien stap gezamenlijk te doen, om zoo krachtig mogelijk te protesteren tegen gouvernementele insolentie.

Men zal dit van mij gelooven, als ik hier bijvoeg dat ik de schrijver ben van Max Havelaar, en dat men dus van mij wel verwachten kan dat ik, waar het noodig is, den moed hebben zou, eenigzins af te wijken van den onbeschreven parlementairen slender.

En in weêrwil van dit alles stel ik mij tot Kandidaat. Tòch vraag ik U, Stemgeregtigden van Tiel, of Gij mij de eer waardig keurt het Nederlandsche volk te vertegenwoordigen tegenover de Regering?

Ik vraag U of gij een vonnis wilt uitspreken in het geding tusschen Multatuli, en het Ministerie van Koloniën?

Ik zal mij op die wijze driemalen wenden tot het