Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/126

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
118
Japansche gesprekken.


moeielyke kunst van lezen. We mogen, geloof ik, voor ’n satire minstens de aandacht vorderen, die men vroeger gewoon was aan ’n preek te besteden.

Het is volstrekt m’n bedoeling niet, stukjes als ’t hier behandelde uittegeven voor zoo diep van zin, dat de lezing daarvan byzondere inspanning vereischen zou, maar wel mag ik voor ’n publiek als ’t onze de opmerking maken, dat ’n satire behoort te worden opgevat…als ’n satire. Men is gewoon ― nog-al napraterig soms, en zeer dikwyls op betwistbaren grond — den geest der franschen te roemen. Met minder onnauwkeurigheid drukken anderen zich uit, wanneer ze spreken van fransche geestigheid, ’n eigenschap die van naby bezien gewoonlyk neerkomt op woordspelingen, en meestal slechts ’n uitvloeisel is van de armoede der taal. Vanwaar echter komt het, dat ’n hollandsch auteur die iets geestigs voortbrengt, zich als ’t ware moet verontschuldigen over z’n stoutheid, om niet — zooals my by die twee overleden couranten te-beurt viel — buiten de deur te worden gezet? Wat is de reden dat men in Holland geen geest — of geestigheid dan, als men wil — begrypt? Is ’t ’n fatsoenszaak? In dit geval verklaar ik me gaarne inkompetent. Laat ons op letterkundig terrein blyven, waar:


tous les genres sont bons, hors le genre ennuyeux.


Of men ’t met de in deze Japansche Gesprekken…geenszins ontwikkelde, maar kaustiek aangeroerde denkbeelden ééns is, mag voorloopig ’n kwestie blyven. De vraag is of er niet in onze litteratuur gebrek heerscht aan dergelyke losse, luchtig behandelde, stukken? Of we niet in den regel wat houterig zyn, wat preekerig, wat verkatechizeerd? Velen zullen dit met my eens wezen, en juist daarom moet ik hier haastig de waarschuwing byvoegen: ne forcez pas votre talent! Valsche geestigheid…nu, zóó misselyk als zoeterige valsche gemoedelykheid is ze wel niet, maar toch niet aantebevelen. Hoofdzaak is voorloopig dat men niet terstond iemand aan de deur zet, omdat-i ook op luchtigen toon iets weet te zeggen, dat de moeite van ’t overwegen waard is.

Wat de voor-de-hand liggende — zeer geestige — aanmerking aangaat, dat ikzelf m’n Japansche Gesprekken geestig schyn te vinden…wel zeker, zóó kwamen ze my onder de korrektie dezer nieuwe uitgaaf voor. Wie ’r anders over denkt, mag ’t zeggen. Hy zal wel doen, by die gelegenheid als geloofsbrief voor z’n gezag in-zake „letterkundige smaak" ’n beter staaltjen overteleggen van z’n eigen geest, dan dat afgeorgeld deuntjen over bescheidenheid. Dan zal de leek kunnen vergelyken en wyzer worden. Ik ook. Hierom namelyk is ’t me — met of zonder bescheidenheid - te doen.