Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/134

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
Dat ieder zeide: ik ken hem, voel hem, en versta hem.[1]

Wat anderen nu beweren van dien God te weten,
Baat my niet. Ik versta hem niet! Ik vraag waarom
  Hy zich aan anderen openbaarde, en niet aan my?
Is ’t eene kind den vader meer naby dan ’t andre?
    Zoolang één menschenzoon dien God niet kent,
  Zoolang is ’t laster te geloven aan dien God!
  ’t Kind dat vergeefs den vader aanroept doet geen kwaad…
De vader die vergeefs zyn kind laat roepen, handelt wreed.
   En schooner is ’t geloof: daar is geen vader,
     Dan dat hy doof zou zyn voor z’n kind!

   Misschien zyn we eenmaal wyzer! Eens misschien
   Zien we in dat Hy er is, dat Hy ons gadesloeg,
   En dat z’n zwygen oorzaak had, en grond. Welnu,
   Zoodra wy ’t weten, is de tyd van loven daar,
Maar eerder niet…thans niet! ’t Zou God verdrieten,
  Te ontwaren dat we hem aanbaden zonder grond,
En dwaasheid is ’t, de donkere onwetendheid van heden
Te willen helder maken met een licht…dat nog niet schynt.


  1. (Noot van 1865.) Lees: ik voel hem, ken hem, en versta hem. Het gevoel behoort vooraf te gaan, (Id. 503), en dit geschiedt ook by wie gelooven. Maar verder dan gevoel, komen ze niet. Ze zien hun rekruut voor ’n soldaat aan. Het geloof aan God heeft geen vaster grond dan ’t geloof aan spoken.
    „Maar…zouden dan zooveel bekwame geleerde kundige menschen zich vergissen?”
    M’n antwoord is eenvoudig: ja! En dit is zoo vreemd niet, als men nagaat dat Keppler, de groote wiskunstig denkende Keppler, aan heksen geloofde! Toen z’n eigen moeder beschuldigd werd van heksery, verdedigde hy haar, zonder uittegaan van de ongerymdheid der beschuldiging. Die major scheen te gewaagd voor den man die z’n naam durfde te schryven op ons zonnestelsel!
    Waar ’t geloof meespreekt, zwygen logika en wetenschap. Daarom legge men dat geloof het zwygen op, althans wanneer ’t ons om waarheid te doen is.