Pagina:Multatuli - Verspreide stukken - Zesde druk (1879).pdf/136

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
   Zo kermt de onwetende aan z’n zelfgekozen kruis,
     En krimpt van pyn, en jammert dat hem dorst…

De wyze — hy die wèl weet…wèl God kent — bespot den dwaas,
  En reikt hem gal, en jubelt: »hoor, hy roept z’n vader!”
    En prevelt: »dank, o Heer, dat ik niet ben als hy!”
  En zingt ’n psalm: »welzalig hy die in der boozen raad
    Niet zit, en niet op ’t vuile pad der zondaars gaat…

   De wyze…sluipt ter-beurze, en schachert integralen.

      De vader zwygt… o God, er is geen God!

  ’s Hage, 26 Februari 1861.


(Noot van 1875.) Men zoeke vooral in dit stukje geen dogmatiek, geen openbaring van meeningen. Het is ’n schets van de aandoeningen die de oprechten waarheidzoeker heen-en-weer slingeren en martelen, gedurende den stryd dien hy te voeren heeft met de wereld en…zichzelf. Ik kan de ware strekking van dit Gebed eens onwetenden niet beter omschryven dan met de woorden van den heer Mr. C. Vosmaer, die daarvan op blz. 19 van z’n „Zaaier” zegt:

„Dit is een afscheidskreet van het geloof, waarin de smart nog niet heeft plaats gemaakt voor nieuwen vrede uit hoogere waarheid. En voor ieder die ernstig de waarheid wil, en de werkelykheid in ’t aanzicht durft zien, komt die vrede.”

Juist! Het durven aanzien van werkelykheid, de moed om waarheid te erkennen, zal ons verlossen van de spokery des Geloofs, en inderdaad vry maken. Wie denkt, overwint.