Pagina:Noodlot.djvu/148

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
147

zij overplantte in hem, zonder dat ze er wortel schoot, er dadelijk verleppend.

— Getrouwd?! O Eve, neen, neen, nooit, stotterde hij smeekend.

— Nu, het had immers kunnen zijn, zeide zij zacht effen.

Zij gingen een pooze zwijgend door, maar na een paar passen, gebroken door den toon zijner laatste woorden, wist zij hare aandoening niet meer in te toomen en zij begon zachtjes te snikken, als een zenuwachtig kind, met regelmatige snikjes, terwijl zij bleven doorloopen en hare tranen heur witte voile doorweekten.

Even voor het hôtel bleef zij stilstaan en zij zeide, zich beheerschende gedurende dien oogenblik:

— Frank, zeg het me oprecht: vindt je het niet verkeerd van me, dat ik je heb aangesproken? lk was het niet met mezelve eens of ik het doen zoû, maar ik woû zoo graag mijn ongelijk bekennen en je om vergeving vragen. Zeg, veracht je me, omdat ik gedaan heb, wat een ander meisje misschien niet gedaan had?

— Verachten!! Ik je verachten! bracht hij snikkend uit.

Maar hij moest zich in eens bedwingen, want enkele wandelaars, weinige maar op dien dag van wind en dreigend regenweêr, kwamen hen te gemoet. Zij liepen nog enkele passen voort, als misdadigers hunne hoofden buigend onder den blik dier vreemden. Toen gingen zij het hôtel binnen.

—————