Pagina:Noodlot.djvu/61

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

60


IV.


Toen Frank en Eve later even alleen waren en Eve de modellen toonde, die Bertie had aangeraden, begon Frank:

— Eve....

Zij zag hem vragend aan, stralend van haar rustig geluk.

Het woelde in zijn hoofd; hij had veel met haar willen spreken, over Bertie. Maar eensklaps herinnerde hij zich zijne belofte aan zijn vriend: nooit het ware over hem te zullen openbaren... Frank was iemand, die een gegeven woord naïfweg onschendbaar achtte en hij zag eensklaps in, dat hij niet zeggen mocht, wat hij had willen zeggen... En toch: hij herinnerde zich zijne huivering, op Moldehoï, toen Eve zoo vertrouwelijk hare, ten gunste van Bertie veranderde, meening had geuit... Had hij niet iets gevoeld alsof de zwarte wolken een symbool schenen van onheil, dat haar boven het hoofd hing? En had hij, terwijl zij daar op dien divan gezeten waren, niet die zelfde huivering, als eene slang, over zijne huid voelen sluipen? Het was een instinctieve angst geweest, onverwachts opschietend, zonder inleidende gedachten. Moest hij spreken, haar zeggen hoe Bertie was? Hij had Bertie toch beloofd... En het was eene dwaze bijgeloovigheid zulke ongemotiveerde angsten over zich te laten heerschen. Bertie was wat anders dan gewone menschen, Bertie was zeer lui en leefde te gemakkelijk op kosten van anderen — iets, dat