Pagina:Smeekschrift der Edelen (1566).pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

luiking van den richter, in wiens genade alleen zijn bloed en goed staan zullen. Uit dien hoofde hebben wij te meer reden om uwe Hoogheid allerootmoedigst te bidden, gelijk wij thans doen door dit smeekschrift, daar in te willen voorzien, en, wegens 't gewicht der zaak, zoo spoedig mogelijk, iemand naar den Koning aftevaardigen, die bekwaam is, om denzelven hier van te verwittigen en in onzen naam ootmoedigst te smeeken, dat het hem gelieve hier in te voorzien, zoo voor het tegenwoordige, als voor het toekomende ; en, naardien dit nooit plaats zal kunnen hebben, zoo lang de voorschreven plakaaten in volle kracht blijven, gemerkt daar van de bron en oorsprong van alle onheilen afhangt, dat het hem behage te verstaan tot de vernietiginge derzelver, welke niet alleen noodig bevonden zal worden om den geheelen ondergang en bederf van deze landen aftekeeren, maar ook wel overeenkomstig met recht en gerechtigheid. En op dat de Koning niet vermoede, dat wij, die niet anders voorhebben dan hem allen dienst en gehoorzaamheid te bewijzen, hem zouden willen in den toom houden, of de wet stellen naar ons believen ; gelijk wij