Pagina:Smeekschrift der Edelen (1566).pdf/4

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hebben, niet langer te vertoeven, maar liever de eersten te zijn om ons te kwijten naar behooren, en dat zoo veel te vrijmoediger, om dat wij alle reden hebben te hopen, dat zijne Majesteit onze waarschouwinge ten beste nemen zal, ziende dat de zaak ons meer, dan anderen, aangaat, als die meer bloot gesteld zijn voor de ongemakken en rampen, welke gemeenlijk uit soortgelijke voorvallen ontspruiten, hebbende wij onze goederen en huizen, voor 't grootste deel, ten platten lande liggen, en dus tot een' roof voor elk opengesteld. Wij merken daar bij ook op, dat, wanneer de voorschreven plakaaten gestreng gevolgd worden, gelijk zijne Majesteit dit uitdrukkelijk beveelt, niemand onder ons in 't algemeen is, zelfs niemand in dit gantsche land, van welken staat en rang hij zij, of hij zal bevonden worden, lijf en goed verbeurd te hebben, en onderworpen te zijn aan de valsche beschuldiginge van den eerften vijand, die, om deel aan de verbeurdverklaarde goederen te hebben, hem zal willen betichten, onder 't deksel van de plakaaten ; wanneer hem geen andere toevlucht zou overig blijven, behalven de oog-