Pagina:Stijl vol 02 nr 01 p 010-012.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Niet slechts dat de schilderkunst tegenover het constructief-geslotene het losse en opene, tegenover afsluiting uitbreiding stelt, doch ook wekt zij de organisch gesloten plastiek uit haar gebondenheid, beweging stellend tegenover stabiliteit.
Deze beweging is natuurlijk geen optisch-materieele, maar een aesthetische en omdat zij een aesthetische is, moet deze beweging, die volgens de schilderkunst door kleurverhouding wordt gebeeld, door een tegenbeweging tot rust gebracht worden.
Hiertoe werkt ook het neutrale karakter der bouwkundige plastiek mede.

Dit nu is in de hier op bijlage I gereproduceerde bouwfragmenten met gunstig gevolg tot verwezenlijking gekomen. In de afbeelding onderaan zien wij hoe de bouwkunst van functioneele en constructieve basis uit, tot een aesthetische monumentale, organische plastiek kan komen. Door opoffering van elke uiterlijke, niet de architectuur beantwoordende, versiering en détailplastiek (beeldjes, lijstjes, enz.) komt het plastisch rhythme der architectuur juist tot hare volledige zelfstandige expressie. Deze expressie is zelfstandig en vrij, omdat ze niet aan een versiering gebonden is en dus niet de schijn aanneemt van iets anders te zijn dan zij inderdaad is: architectonische en geen sculpturale expressie. Het begrip drukt zich uit in den vorm en de vorm drukt zich af in het materiaal. Hierdoor wordt de beschouwer gedwongen architectonische plastiek te zien.
De opgaande trap, de doorbroken muren, de zijbanken en bank op den bovengang (zie bijlage I boven), zij hebben alle een logische functioneele beteekenis, die zich, in één organischen vorm gevat, plastisch veruiterlijkt. Deze vorm geeft, van welken kant ook bezien een verrassende rhythmische werking.
In de tegelvloer-compositie zoowel als in de beschildering der deuren enz., is langs andere weg, n.l. op de wijze der schilderkunst-in-architectuur, door destructie een aesthetische ruimtewerking bereikt. De vloer is wel het meest gesloten oppervlak van het huis en eischt daarom uit aesthetisch oogpunt eene als ’t ware tegen de zwaartekracht ingaande werking door vlakke kleur en open-ruimteverhouding. Dit is hier vanaf den ingang door de geheele beneden- en bovenhall en gangen consequent doorgevoerd. Een klein gedeelte hiervan geeft de afbeelding op bijlage I boven te zien.
De ontwikkeling en uitwerking dezer geheele compositie, — constructief-deconstructief, — kan alleen ter plaatse zelf, — waar helaas door te donker gekleurde glas-in-lood-ramen, het licht, een der voornaamste factoren voor monumentale ruimtekunst, veel van de werking doet verloren gaan, — gezien worden.

Bij consequente doorzetting en ontwikkeling dezer complementaire samengang van architectuur en schilderkunst zal, in de toekomst, het doel der monumentale kunst: den mensch in (inplaats van tegenover) de beeldende kunst te plaatsen en hem daardoor aan haar te doen deelnemen, op zuiver modernen grondslag bereikt kunnen worden.
In wat wij hier doen zien is reeds veel bereikt en nog meer . . . geleerd. Toch moet dit nog als een begin van monumentaliteit beschouwd worden.

 

12