Pagina:Stijl vol 02 nr 01 p 010-012.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

praktijk brengen, waardoor zij niet alleen de cultuur van het Huis, maar eveneens de de cultuur der monumentaliteit bevorderen en mogelijk maken.

De opvatting der monumentaliteit heeft zich steeds de architecten zich niet verlustigden aan het grillig spel van het Barok met zijn uitwassen en uitvloeisels, belangrijk ten gunste van het stijlgevoel gewijzigd.
Ook wat het schilederen in en aan de architectuur betreft heeft zich over kubisme en futurisme heen een belangrijke verdieping in de opvatting, ten gunste der architectuur voorgedaan. Voornamelijk door verovering van het vlak, de vlakke kleur, de vlakruimte en het begrip van verhouding.
Onze geestelijke dracht laat niet toe, poppetjes op een muur geschilderd, — liefst nog met een toepasselijke spreuk er bij . . . op de wijze der ulevellenspreuken, — en met dien muur in geen enkel organisch verband staande, voor, aan den tijdgeest evenredige, monumentale schilderkunst aan te zien. Verbeelden of verzinnebeelden is nog niet aan „beelden” toe en moet geacht worden tot een phase in het menschelijk bewustzijn te behooren, van eenzijdige idealiteit, waarin de geest als ’t ware bang was zich in de concrete stof als vorm, kleur of verhouding van het een tot het ander, af te drukken.
(Dergelijke „monumentale” kunst die in wezen niet meer is dan de decoratieve schijn der monumentaliteit, paste wellicht in de vrouwelijk-slappe architectuur van het verleden, in de mannelijke architectuur der toekomst zal zij geen plaats meer hebben).
Het „styleeren” van natuurvorm tot ornamentvorm, gegrond op zinnelijke beeldinglooze waarneming van natuurvormen, op natuurlijke symmetrie en vermenigvuldiging op de wijze der natuur, heeft met beelding door aesthetische verhouding van innerlijkheid uit, niets te maken.

Met het veldwinnen van het besef, dat het Begrip zich in den Vorm en de Vorm zich in het Middel moet uitdrukken, onderging de monumentale kunst een belangrijke verandering. Het illustratieve en versieringskarakter moet zij, als geheel in tegenspraak met haar wezen, door kleurverhouding, aesthetische ruimte (uitbreiding) op het constructief-gesloten vlak te scheppen, verwerpen[1].

De bouwkunst geeft constructieve, dus gesloten plastiek. Daarin is zij neutraal tegenover de schilderkunst, die geeft, open plastiek door vlakke kleurbeelding. Daarin is de schilderkunst neutraal tegenover de bouwkunst. De bouwkunst voegt aaneen, bindt. De schilderkunst maakt los, ontbindt. Doordat zij in wezen een verschillende functie hebben te verrichten is juist een harmonische verbinding mogelijk. Harmonische verbinding ontstaat niet door karakteristieke gelijkheid, maar juist door karakteristieke tegendeeligheid. In deze tegendeeligheid, in deze complementaire verhouding van bouwkunst en schilderkunst van plastischen vorm en vlakke kleur, vindt de zuivere monumentale kunst haar basis.

  1. In een artikel „De Stijl van Verhouding” wordt op de verhouding van het decoratieve tot het beeldende uitvoeriger terug gekomen.